ECLI:NL:GHAMS:2018:2533
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering van gewezen cliënt tegen advocaat wegens schadevergoeding door niet tijdige overdracht van dossier
In deze zaak vordert de appellant, een gewezen cliënt, schadevergoeding van zijn voormalige advocaat, de geïntimeerde, wegens de niet tijdige overdracht van zijn dossier aan een opvolgend advocaat. De appellant is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin zijn vorderingen deels zijn afgewezen. De appellant stelt dat de vertraging in de overdracht van het dossier heeft geleid tot extra kosten in de vorm van bestuursrechtelijke boetes die hij heeft moeten betalen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de appellant had in 2010 een premieachterstand bij zijn zorgverzekeraar, wat leidde tot zijn aanmelding als wanbetaler bij het CVZ. De appellant heeft de geïntimeerde, zijn advocaat, ingeschakeld om hem te helpen met deze kwestie. De geïntimeerde heeft echter niet adequaat gehandeld, waardoor de appellant in een nadelige positie is komen te verkeren. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde tekort is geschoten in zijn verplichtingen door de overdracht van het dossier te vertragen. Het hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor de schade die de appellant heeft geleden als gevolg van deze vertraging. Het hof heeft de vordering van de appellant tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de geïntimeerde is veroordeeld tot betaling van € 206,34, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het meer of anders gevorderde is afgewezen, maar heeft het vonnis voor het overige bekrachtigd.