ECLI:NL:GHAMS:2018:2497
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van lijfsdwang wegens onvoldoende inzicht in financiële situatie
Op 6 maart 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot opheffing van lijfsdwang, ingediend door een verdachte die momenteel verblijft in Detentiecentrum Schiphol. De verzoeker had eerder de verplichting gekregen om een bedrag van € 41.256,80 aan de Staat te betalen, maar had hieraan niet voldaan. In oktober 2017 was verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang verleend, omdat de verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.
De advocaat van de verzoeker voerde aan dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht, en dat de verzoeker door zijn detentie niet in staat was om een betalingsregeling te treffen. De advocaat-generaal concludeerde echter tot afwijzing van het verzoek. Het hof oordeelde dat de verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en dat hij niet had aangetoond dat hij in betalingsonmacht verkeerde.
Het hof benadrukte dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat de lijfsdwang zijn doel heeft gediend en dat hij alsnog aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. Aangezien de verzoeker geen bewijsstukken had overgelegd die zijn stellingen onderbouwden, werd het verzoek tot opheffing van de lijfsdwang afgewezen. De beschikking werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof.