ECLI:NL:GHAMS:2018:2491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
23-000866-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering in civielrechtelijk conflict over bestelauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van verduistering van een bestelauto, die hij had gekregen van [slachtoffer] voor onderhoudswerkzaamheden aan zijn camper. De verdachte had de bestelauto onder zich gehouden na een geschil over de uitgevoerde werkzaamheden en de factuur die door [slachtoffer] was opgemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de bestelauto niet als 'heer en meester' heeft beschikt, omdat er een civielrechtelijk conflict bestond tussen hem en [slachtoffer]. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte de auto niet had teruggebracht, niet voldoende was om te concluderen dat hij zich schuldig had gemaakt aan verduistering. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde verduistering.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevorderd van € 5.799,21, maar deze had bijgesteld naar € 0,- in hoger beroep. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000866-17
datum uitspraak: 6 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-040026-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 27 juli 2015 tot en met 11 februari 2016 te Heerhugowaard en te Dirkshorn, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een bestelauto (merk Fiat, type Fiorino, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder dan wel lener, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

De verdachte, zo blijkt uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, heeft zijn camper voor een apk (algemene periodieke keuring) en een onderhoudsbeurt gebracht bij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Daarop heeft [slachtoffer], voor de duur van de werkzaamheden, een bestelauto aan de verdachte ter beschikking gesteld. In deze procedure is voldoende komen vast te staan dat er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden door [slachtoffer] een defect aan (de motor van de) camper is ontstaan. Tussen de verdachte en [slachtoffer] is hierover contact geweest. Vervolgens is er tussen de verdachte en [slachtoffer] een geschil ontstaan over de uitgevoerde werkzaamheden, het al dan niet afgeven van een garantie hiervoor en de inmiddels door [slachtoffer] opgemaakte factuur. Dit civielrechtelijke conflict is blijven voortbestaan. Tot het moment van inbeslagname – na de aangifte door [slachtoffer] van de verduistering hiervan – heeft de verdachte de bestelauto onder zich gehouden en heeft de verdachte geen verdere initiatieven genomen ter oplossing van het conflict. Inmiddels heeft de verdachte bedoelde factuur voldaan en loopt er naar zijn zeggen een civiele procedure ten aanzien van de schade aan de camper.
Het hof stelt voorop dat het enkele niet terugbrengen van een auto die men met een rechtsgeldige titel onder zich heeft nog geen verduistering in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Dit kan onder omstandigheden anders zijn. Dergelijke omstandigheden doen zich naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak niet voor. Gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte over de auto 'als heer en meester is gaan beschikken'; een contra-indicatie hiervoor is dat het (onderliggende) civielrechtelijke conflict nog steeds niet geheel is beëindigd. Het hof is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte als heer en meester over de bestelauto heeft beschikt en zich deze opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend, zodat hij van de tenlastegelegde verduistering moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.799,21. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en heeft zijn vordering bijgesteld naar € 0,-.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan reeds daarom niet in de vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2018.
Mrs. A.D.R.M. Boumans en A.M.P. Geelhoed zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]