ECLI:NL:GHAMS:2018:2476

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
K17/230351
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beklag ex artikel 12 Sv inzake aangifte van politiegeweld met gebruik van wapenstok

In deze zaak heeft klager op 3 november 2016 aangifte gedaan van mishandeling door een politieagent, beklaagde, die op 29 oktober 2016 zou hebben ingegrepen tijdens een vechtpartij voor een club in Den Helder. Klager, die aangeschoten was, beweert dat hij door beklaagde met een gummiknuppel is geslagen, zowel tegen zijn borst als tegen zijn hoofd, wat resulteerde in verwondingen. Het beklag richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde. De advocaat-generaal heeft in zijn verslagen het hof geadviseerd het beklag af te wijzen, wat het hof uiteindelijk ook deed.

Tijdens de behandeling in raadkamer heeft klager zijn verhaal toegelicht, waarbij hij aangaf dat de politieagenten niet adequaat hebben gehandeld en dat hij onterecht is mishandeld. De politie heeft echter ook verklaringen van getuigen en betrokken agenten verzameld, die de versie van klager tegenspreken. De verklaringen van de betrokken agenten, waaronder beklaagde, wijzen erop dat klager zich agressief gedroeg en dat de agenten alleen maar probeerden de orde te handhaven.

Het hof heeft de beschikbare bewijsstukken, waaronder verklaringen van getuigen en camerabeelden, beoordeeld. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat beklaagde daadwerkelijk geweld heeft gebruikt tegen klager. De verklaringen van klager en getuigen zijn niet consistent en er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat beklaagde de mishandeling heeft gepleegd. Het hof oordeelt dat er geen grond is voor vervolging van beklaagde en wijst het beklag af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K17/230351 van
[klager],
wonende te Hippolytushoef,
klager.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 30 augustus 2017 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van mishandeling.

2.De verslagen van de advocaat-generaal

Bij verslag van 20 november 2017 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen. Bij (nader) verslag van 13 juni 2018 heeft de advocaat-generaal dit standpunt gehandhaafd.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal, waaronder het proces-verbaal van verhoor als getuige van [getuige] van 25 maart 2018;
- een DVD met beeldmateriaal;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland van 19 oktober 2017.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 21 maart 2018 het beklag toe te lichten. Klager is in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd. De behandeling is geschorst op verzoek van de advocaat-generaal om haar in de gelegenheid te stellen door de politie [getuige] als getuige te laten horen.
Van de behandeling in raadkamer op 21 maart 2018, 17 april 2018 en 2 mei 2018 is proces-verbaal opgemaakt, waarnaar het hof kortheidshalve verwijst.
Het hof heeft het door de advocaat-generaal op 2 mei 2018 toegezegde nader verslag ontvangen op 14 juni 2018.
Het nader verslag is aan klager verzonden met het verzoek, desgewenst, daarop binnen veertien dagen na verzending schriftelijk te reageren. Het hof heeft op 20 juni 2018 een reactie ontvangen.

5.De beoordeling van het beklag

Klager heeft op 3 november 2016 aangifte gedaan van mishandeling, gepleegd door beklaagde op 29 oktober 2016.
Klager verliet rond 04:00 uur club [naam] (verder: de club) aan de Koningstraat in het centrum van Den Helder.
Volgens de aangifte wilde hij naar de parkeerplaats lopen waar zijn vader hem zou ophalen. Klager was aangeschoten. Hij zag dat voor de club een groep jongens aan het vechten was en dat politieagenten ingrepen. Er waren verscheidene groepjes agenten. Toen klager wilde oversteken naar de parkeerplaats van de club, ging een van de agenten, beklaagde, voor hem staan. Beklaagde gaf klager met twee handen een harde duw tegen zijn borst en zei: “Opzouten”. Klager zei dat hij naar zijn vader op het parkeerterrein ging en probeerde verder te lopen. Hij zag dat beklaagde zijn arm naar achteren haalde tot achter zijn lichaam en daarna met volle kracht sloeg op de linkerkant van klagers borst tegen de onderkant van de ribben. Toen hij werd geraakt, zag klager in beklaagdes hand een gummiknuppel. Door de klap viel klager met zijn rug op de grond. Meteen daarna sloeg beklaagde de gummiknuppel met kracht tegen de rechterkant van klagers voorhoofd.
De klappen deden meteen pijn. Klager zag wazig. Later zag hij dat hij een striem op zijn borstkas had en dat zijn voorhoofd rechts dik was. Hij zag dubbel.
Door de pijn kon klager niet meteen opstaan. Toen hij weer opstond om naar de parkeerplaats te lopen werd hij ineens van achteren om zijn nek gepakt in een wurggreep. Toen klager zei dat hij weg zou gaan, werd hij losgelaten. Klager draaide zich om en zag dat beklaagde hem had vastgegrepen. Daarna liep klager weg.
Klager heeft op 21 maart 2018 in raadkamer onder meer het volgende gezegd.
De agenten stonden eerst in groepjes te praten. De vrouwelijke en de mannelijke agent die bij de mishandeling van klager betrokken waren, hadden eerst apart gestaan. De agente zei eerst netjes dat klager moest gaan. Ze vonden dat hij niet snel genoeg weg ging. Toen trad de agent op. Hij gaf klager een klap met de gummiknuppel en sleepte hem weg.
Een schriftelijke verklaring van de huisarts van klager van 8 november 2016 houdt in dat zij heeft vastgesteld dat klager een rode streep van ongeveer 40 cm op de ribbenkast, een zwelling boven de rechter wenkbrauw en drukpijn aan de ribben had.
Uit een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de coördinator van het politieoptreden bij de club, komt het volgende naar voren.
De politie kreeg rond sluitingstijd van de horeca aan het Koningsplein en Koningstraat een melding van verstoring van de openbare orde. Het ging om kleine vechtpartijen en schermutselingen tussen het publiek, voornamelijk afkomstig uit de club. Tientallen personen begonnen zich ermee te bemoeien, waardoor een dreigende situatie voor politie en publiek ontstond. Bij de aanhouding van een persoon begonnen zich weer tientallen personen zich daarmee te bemoeien en zij keerden zich tegen de politie. Hierop besloot de coördinator om met twintig in uniform geklede agenten een linie te vormen. De coördinator maakte met luide stem duidelijk dat het publiek zich moest verwijderen en dat anders geweld zou worden gebruikt. In een rustige voorwaartse pas werd het publiek van het Koningsplein verdreven. Niet al het publiek werkte mee. Enkele, onbekend gebleven, personen zijn door de politie geduwd en incidenteel sloeg de politie met een wapenstok.
Beklaagde en zijn collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn als getuigen gehoord door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de politie. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stonden op het moment van de confrontatie tussen klager en beklaagde respectievelijk rechts en links naast beklaagde in de linie.
[verbalisant 1] heeft verklaard dat aan (onder anderen) beklaagde een lange wapenstok was uitgedeeld. De linie ging langzaam naar voren. Op een gegeven moment stond klager samen met een andere jongen voor beklaagde. Beklaagde was vervelend en luisterde niet. Er was meermalen gevorderd dat het publiek weg moest gaan. [verbalisant 1] hoorde dat beklaagde nog een keer tegen klager zei dat hij weg moest gaan en dat anders geweld werd gebruikt. Klager luisterde niet en wilde per se door de linie heen. [verbalisant 1] had ook een confrontatie met iemand die voor hem stond en niet weg wilde gaan. Toen hij een paar meter verder was, merkt hij dat beklaagde een meter of drie achter hem was gebleven. [verbalisant 1] draaide zich om. Klager lag op de grond en schold op beklaagde. Beklaagde stond erbij en deed niets.
[verbalisant 2] heeft verklaard dat voordat de linie werd geformeerd, de sfeer grimmig was en er aanhoudingen werden verricht. Klager wilde tussen hem en beklaagde door de linie gaan. [verbalisant 2] en beklaagde, die ongeveer twee meter van elkaar vandaan stonden, zeiden dat het niet mocht. Klager drong zich op en probeerde door de linie te breken. [verbalisant 2] zag dat beklaagde klager tegenhield en hem naar de grond bracht. [verbalisant 2] was er meteen bij. Klager paste een greep toe om klager naar de grond te brengen. [verbalisant 2] en beklaagde gingen op knieën of hurken zitten bij klager die op zijn rug lag. [verbalisant 2] en beklaagde hebben geen geweld gebruikt toen klager op de grond lag. [verbalisant 2] heeft klager niet met zijn (korte) wapenstok geslagen en hij heeft niet gezien dat beklaagde klager heeft geslagen.
Beklaagde heeft verklaard dat hij bij aankomst in de omgeving van de club van de coördinator de opdracht kreeg de lange wapenstok aan zijn koppel te hangen. De sfeer was grimmig. Er waren verschillende opstootjes en de politieagenten waren helemaal “uit elkaar gesplitst”. Er werd geduwd en getrokken, er waren vechtpartijtje en agenten kwamen ertussen om mensen uit elkaar te halen. Besloten werd een linie te vormen. Op enig moment, terwijl de linie zich voortbewoog en nadat een aanhouding was verricht, gaf de coördinator de opdracht de lange wapenstok te trekken. Beklaagde, die rechtshandig is, nam de wapenstok in zijn rechterhand. Hij kwam tegenover vier mannen, waaronder klager, te staan die niet voor de linie uit weg gingen. Klager bleef vlak voor beklaagde staan. Klagers adem rook naar alcohol en hij sprak lichtelijk met dubbele tong. Klager gaf te kennen dat hij door wilde lopen omdat zijn vader hem kwam ophalen. Beklaagde zei twee of drie keer dat klager om moest lopen. Klager maakte een stap naar voren om door de linie heen te stappen. Beklaagde verplaatste de lange wapenstok naar zijn linkerhand en duwde met zijn rechterhand klager tegen de borst naar achteren. Klager werd boos en begon te schelden. Beklaagde zag dat klager zich met zijn benen afzette om door de linie heen te rennen. Beklaagde stak zijn rechterarm uit en sloeg zijn arm om de linkerschouder van beklaagde. Hij draaide zijn lichaam in de richting waarin klager liep. Hij draaide met klager mee, waardoor klager viel. Beklaagde hield klager met zijn arm vast en geleidde hem naar de grond. Klager schold beklaagde uit. Beklaagde ging op zijn hurken bij klager zitten, met zijn rechterknie net boven diens buik. Hij drukte met zijn knie in de buik of borst van klager om diens bewegingsruimte te beperken. [verbalisant 2] kwam erbij en vroeg wat ze met klager moesten doen. Beklaagde zei dat ze niets met klager gingen doen. Hij liet klager los en hielp hem op te staan. Klager had maximaal twee minuten op de grond gelegen. Ze waren zo ver achter de linie terecht gekomen dat beklaagde klager toestond om achter de linie naar diens vader te lopen.
Na de behandeling in raadkamer op 21 maart 2018 heeft de politie klagers kameraad [getuige] als getuige gehoord. Omdat er meer dan een jaar was verstreken na het incident kon hij zich niet meer precies herinneren wat er was gebeurd. Toen hij samen met klager de club had verlaten, zei de politie dat iedereen het plein moest verlaten. De politie zei dat zij achteruit moesten gaan. [getuige] deed dit, klager bleef staan. [getuige] zag dat een agent klager een klap gaf met een knuppel en dat klager op de grond viel. Klager stond even later op en liep samen met [getuige] weg.
De politie heeft camerabeelden van het incident bekeken. De beelden waren niet van zodanige kwaliteit dat individuele personen konden worden herkend. Klager en de door hem beschreven situatie waren niet te zien. De beelden zijn na de raadkamerbehandeling van 21 maart 2018 beschikbaar gesteld aan het hof, dat de beelden eveneens heeft bekeken en tot dezelfde bevindingen komt als de politie.
Het beoordelingskader
Het hof heeft allereerst te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit.
De overwegingen van het hof
Klager heeft verteld dat hij tweemaal met een wapenstok is geslagen: eenmaal tegen de borst en, toen hij daardoor op de grond terecht was gekomen, nogmaals tegen het hoofd. [getuige] heeft gezegd dat hij heeft gezien dat klager met een wapenstok werd geslagen, viel en weer opstond. Gelet op de door de huisarts bij klager vastgesteld rode streep op de ribbenkast, vindt de verklaring van klager dat hij is geslagen met een wapenstok steun in overig bewijs voor wat betreft de klap tegen de borst van klager.
Dat tussen klager en beklaagde een confrontatie heeft plaatsgevonden nabij de club op het moment dat de openbare orde daar werd verstoord lijdt op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen geen twijfel. De vraag is echter of bewezen kan worden dat bij die confrontatie door beklaagde een klap is gegeven met een wapenstok.
Tegenover de verklaring van klager dat het beklaagde was die heeft geslagen met zijn wapenstok staan de verklaringen van beklaagde en van [verbalisant 2], inhoudende dat beklaagde niet meer heeft gedaan dan klager tegenhouden, hem een duw geven en hem naar de grond brengen. [getuige] heeft weliswaar verklaard dat klager met een wapenstok is geslagen maar spreekt over ‘een agent’.
Uit het dossier komt naar voren dat, toen de politie een linie had gevormd om het publiek ertoe te bewegen de plaats van de ordeverstoring te verlaten, verscheidene personen die geen medewerking verleenden werden geduwd en geslagen met de wapenstok.
Daarbij komt dat klager in raadkamer heeft verteld dat een vrouwelijke agent hem had verteld dat hij weg moest gaan en, toen hij dat niet meteen deed, de mannelijke agent hem sloeg. Uit de verklaringen van beklaagde, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] – alle drie mannen – blijkt dat zij naast elkaar in de linie stonden, enkele meters van elkaar vandaan, waarbij beklaagde tussen de twee anderen stond. Dit wijst niet op betrokkenheid van een vrouwelijke agent bij de confrontatie tussen klager en beklaagde.
Dit alles tezamen beschouwd laat de mogelijkheid open dat er naast het contact tussen klager en beklaagde een ander incident is geweest waarbij klager door een andere agent dan beklaagde is geslagen.
Het hof komt dan ook tot de slotsom dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat beklaagde veroordeeld zou kunnen worden voor mishandeling van klager.
Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor nader onderzoek teneinde vast te stellen of een andere politieagent zou kunnen worden vervolgd. Aan de hand van het voorhanden beeldmateriaal kan niet de identiteit van de agenten die sloegen en de personen die geslagen werden worden vastgesteld. Na het incident zijn 21 maanden verstreken, waardoor herinneringen van mogelijke getuigen zijn vervaagd. Voorts hebben zowel klager als [getuige] te kennen gegeven dat zij aangeschoten waren ten tijde van het incident, hetgeen het waarnemingsvermogen niet ten goede komt.
Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 17 juli 2018 door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, M.J.G.B. Heutink en N. van der Wijngaart, raadsheren, in tegenwoordigheid van A.M.M. van Gorp, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.