3.1Chronologie van de voornaamste gebeurtenissen
1. Het gaat niet goed met [G BV] .
Ter behoud van de continuïteit van het bedrijf wordt toenadering gezocht tot [B NV] , de
belangrijkste afnemer. [Naam] , toenmalig directeur van [G BV] , heeft een chronologisch verslag van de overname van [G BV] gemaakt. Daarin vermeldt hij dat hij [G BV] in maart 1996 voor f 1,- heeft aangeboden aan [persoon 3] van [B NV] .
2. [Persoon 3] maakt namens [B NV] geen gebruik van het aanbod, maar brengt de [toenmalig directeur van G BV]
in contact met twee investeerders: [persoon 1] en [belanghebbende]. [Persoon 3] kent beide heren o.a. uit een gezamenlijk investeringsproject uit 1995: [I BV] . [belanghebbende] kent hij tevens van de transactie [M] BV uit 1994/1995.
3. [Persoon 1] en [belanghebbende] beginnen overnamebesprekingen met de eigenaar en de directeur
van [G BV] . Afgesproken wordt dat ze [G BV] voor f 1,- kunnen kopen, tenzij er lijken uit de kast komen.
4. Tegelijkertijd wordt [persoon 1] in contact gebracht met de bestuursvoorzitter van [B NV] , [naam]
. [De bestuursvoorzitter van B NV] heeft tegen de FIOD verklaard dat [persoon 3] hem op de mogelijkheid heeft gewezen om [G BV] over te nemen, en hem vervolgens in contact gebracht met [persoon 1] .
5. Op 30 april 1996 wordt een optieovereenkomst opgesteld tussen (…) [persoon 1] (of een door
hem aan te duiden vennootschap) en [B NV] , vertegenwoordigd door haar directeur [naam] . (…)
6. Op 30 april 1996 draagt [persoon 1] de optieovereenkomst met [B NV]
om nietover aan [Stichting B] . Bestuurders van [Stichting B] : [persoon 1] en [belanghebbende].
7. In [maand] 1996 dreigt [G BV] alsnog failliet te gaan (…). [De bestuursvoorzitter van B NV] wil wel van de deal met [persoon 1] af, maar deze dreigt met schadeclaims. Uiteindelijk stemt [de bestuursvoorzitter van B NV] er mee in dat het contract met [persoon 1] ongewijzigd blijft.
8. Op 12 mei 1996 stuurt [belanghebbende] aan [persoon 3] , [naam] en [naam] een rekenschema waarmee de prognose 1996 en de begrotingen 1997 en 1998 van [G BV] kunnen worden samengesteld. Kopie aan [persoon 1] . Het schema is deels ingevuld door [belanghebbende], deels nog in te vullen door de geadresseerden.
9. Op 20 mei 1996 wordt het faillissement van [G BV] aangevraagd en uitgesproken. De curator praat over doorstart met (…) [persoon 1] , die zegt een groep investeerders te vertegen-woordigen. Ook (…) [persoon 3] is betrokken bij het doorstartscenario van [G BV] . De grootste afnemers van [G BV] zijn namelijk twee dochtermaatschappijen van [B NV] (…).
10. De curator bereikt overeenstemming met [persoon 1] over de verkoop van de activa van [G BV] uit de boedel. [Persoon 1] schuift de Antilliaanse vennootschap [ [A NV] ] als koper naar voren: op 31 mei 1996 koopt [A NV] (vertegenwoordigd door [persoon 1] ) van de curator de activa van [G BV] voor in totaal f 2.638.233. (…) Directeur van [A NV] is [Persoon 2] te Curacao. [Persoon 2] is een bij de Nederlandse belastingdienst uit verschillende dossiers bekende stroman. (…)
11. Een dag later, op 1 juni 1996, verkoopt [A NV] de activa voor f 9,5 mio aan [C NV] , eveneens een Antilliaanse vennootschap, directeur ook hier [persoon 2] . Van de koopsom wordt f1. 500.000 binnen tien werkdagen voldaan. De restant koopsom ad f 8.000.000 blijft [C NV] schuldig aan [A NV] . Aandeelhouder van [C NV] is [Stichting B] . Economisch gerechtigden van de aandelen [C NV] zijn de participanten in [Stichting B] :
- [Bank 4] Participatiemij : 50%
- [A NV] : 25%
- [Persoon 1] 25%
12. De door [persoon 1] en [belanghebbende] geïnitieerde transactie met [G BV] wordt volledig
gefinancierd met vreemd vermogen door de [Bank 4] Participatiemij . (…) Op 4 juni 1996 maakt de [Bank 4 Participatiemij] f 2.650.000 over op rek (…) tnv [Stichting B] ivm deelname in [G BV] .
13. [Stichting B] leent dus op 4 juni 1996 f 2.650.000 van [Bank 4] PPM ivm de verwerving van de activa uit de boedel van [G BV] . Vervolgens leent [Stichting B] dit direct door aan [A NV] , die hiermee op haar beurt de curator betaalt voor de op 31 mei overgenomen activa.
14. Op 11 juni 1996 verleent [Bank 2] aan [C NV] een kredietfaciliteit van f 2.000.000.
Hiervan wordt f 1.500.000 daadwerkelijk opgenomen. [C NV] lost hiermee op haar beurt f 1,5 mio van haar schuld aan [A NV] af, waarna [A NV] op háár beurt f 1,5 mio aan [Stichting B] terugbetaalt en [Stichting B] tenslotte f 1,5 mio aan [Bank 4] PPM aflost.
15. Op 27 juni 1996 verkoopt [Stichting B] de aandelen [C NV] voor f 1 mio aan [B NV] , en verkoopt [A NV] de vordering op [C NV] ad f 8 mio voor f 6 mio aan [B NV] . In enkele weken tijd verdienen de investeerders op deze wijze per saldo f 5 â f 6 mio. Het grootste gedeelte hiervan (ruim f 5 mio) komt terecht bij de Antilliaanse vennootschap [A NV] . (…)
Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de winst die behaald is met deze transactie redelijkerwijs moet zijn gedeeld door de drie initiatiefnemers: [persoon 1] , [belanghebbende] en [persoon 3] . [Persoon 3] heeft het idee aangebracht bij [persoon 1] en [belanghebbende]. [Belanghebbende] en [persoon 1] hebben de transactie vervolgens opgepakt en uitgevoerd. Hierbij was de rol van [persoon 3] als directeur bij [B NV] van belang: hij kon voor de omzet van [G BV] zorgen, hij had kennis van de textielbranche en was de steunpilaar van de bestuursvoorzitter van [B NV] , [naam] . [Persoon 1] op zijn beurt deed de commerciële kant van de transactie zoals de onderhandelingen met [B NV] , de oud-aandeelhouder van [G BV] , de banken en de curator. [Belanghebbende] zelf tenslotte structureerde de transactie in juridisch en financieel opzicht. Bij de transactie werd gebruikt gemaakt van Antilliaanse vennootschappen en een vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden waar hij (on)middellijk aandeelhouder van was. De met de transactie behaalde winst werd middels buitenlandse bankrekeningen van vennootschapen van [belanghebbende] buiten het zicht van de Nederlandse fiscus gebracht en vervolgens verdeeld onder de drie winstgerechtigden.
(…)
6. Verhoor [persoon 2] door de TIO op 29 maart 2004
(Wie is de feitelijk leidinggevende van [A NV] ?)
Ik heb al gezegd formeel ben ik dat. Uiteindelijk zijn [belanghebbende] en [persoon 1] de mensen die bepalen wat er gebeurd in [A NV] , het is immers hun geld. De aandeelhouders [belanghebbende] en [persoon 1] moeten uiteindelijk betalen en beslissen.
(Waarom treedt [persoon 1] op als gemachtigde van [A NV] ?)
Om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. De machtiging maak ik op advies van [belanghebbende].
(Ik heb gehoorde getoond de machtiging
bijlage D-32)
Dat is gebeurd in overleg met [belanghebbende]. [Belanghebbende] heeft voorgesteld dat [persoon 1]
gemachtigd moest worden en daarmee ben ik akkoord gegaan. [Persoon 1] heeft
onderhandelingen verricht namens [A NV] om de boedel van [G BV] aan
te schaffen.
(Met wie van [O Ltd] heeft u contact?)
Met [belanghebbende]. Ik weet dat [O Ltd] van [belanghebbende] is maar ik doe verder niks
voor deze vennootschap.
(…)
7. Verhoor [persoon 2] door de TIO op 29 maart 2004
(…)
(Wie gaf opdracht om [G BV] van de curator aan te schaffen?)
Dat is gebeurt in overleg met [belanghebbende].
(Wie voerde de onderhandelingen met de curator, de banken e.d. omtrent de aanschaf van
[G BV] ?)
[Belanghebbende] de financiële man heeft onderhandeld met de banken en [persoon 1] heeft
met de overige partijen onderhandeld.
(Wat was uw rol binnen deze transactie. U was namelijk directeur van [A NV] ?)
In feite had ik een vrij geringe rol. Aangezien ik directeur ben wil ik wel weten wat er allemaal
gebeurt. Het moet iets zijn waar ik achter kan staan anders teken ik niet.
(…)
(Hoe is te verklaren dat [A NV] , een vennootschap naar het recht van de Nederlandse
Antillen, [G BV] heeft gekocht?)
Waarschijnlijk was de mening dat er binnen een kort termijn een redelijke winst hieruit zou
komen en dat het daarom via de Antillen moest lopen. Dit was in verband met belastingtechnische reden.
(Wat kunt u verklaren over [Stichting B] ?)
Dat is de stichting waarmee [belanghebbende] werkte. Ik beheer die stichting niet dus ik weet niet hoe het in elkaar zit.(…)
(Wie heeft bepaald dat [G BV] verkocht moest worden aan [B NV]
? )
Dit was ook al bekend. Je moet zekerheid hebben dat er rendement in zit. Op het moment van
aankoop door [A NV] van de curator was al bekend dat [B NV] [G BV] wilde
overnemen. In ieder geval [belanghebbende] wist ervan.
(…)
(Waarom verkoopt [A NV] de vordering ad NLG 8.000.000 op [C NV] voor NLG 6.000.000 aan [B NV] ?)
Achter [A NV] , [Stichting B] en [C NV] zit voor het grote deel dezelfde belanghebbenden.
Dan maakt het ook niet uit waar de winst valt.
8. Verhoor [persoon 2] door TIO d.d. 6 april 2004
Wie de winstgerechtigden zijn van [A NV] krijg ik te horen van [belanghebbende]. [Belanghebbende] geeft aan mij de opdracht welke bedragen aan dividend naar de desbetreffende winstgerechtigden moest worden overgemaakt. [Belanghebbende] gaf dit meestal aan door middel van een fax.(…)
Wie de juridisch eigenaar van [A NV] is, kan ik zeggen dat dit de oprichter is van [A NV] , namelijk [E] NV. De economische eigenaar van [A NV] zullen [persoon 1] en [belanghebbende] wel zijn, maar zeker weten doe ik dit niet. Ik weet namelijk dat [G BV-project] van [persoon 1] en [belanghebbende] is. Ik heb begrepen van [belanghebbende] dat hij samen met [persoon 1] de trekkers van het project is. Het is dan gebruikelijk dat [persoon 1] en [belanghebbende] de winstgerechtigden zijn van dit project, het zijn namelijk geen hobbyisten er wordt namelijk heel veel geld mee verdiend. (…)
9. In een getuigenverhoor verklaart [naam] , oud directeur van [G BV] tegen de
FIOD o.a.
“Op dat moment heb ik [persoon 3] [G BV] aangeboden voor één gulden. De voorwaarde
was dat er dan een plan moest komen voor de continuïteit van [G BV] . In eerste instantie
toonde [persoon 3] grote interesse. In mijn beleving kwam hij hierop nog diezelfde middag terug
en vertelde mij over een zekere financier die hij zou bellen. …… De volgende dag werd ik
door [persoon 3] gebeld die aangaf dat de financier [persoon 1] was en ik kreeg diens
telefoonnummer. Ik heb met [persoon 1] een afspraak gemaakt op [naam locatie] . Hierbij waren
ook [naam] en [belanghebbende] aanwezig. Na intensieve onderhandelingen, waarbij [persoon 1] en [belanghebbende] zich regelmatig terugtrokken, kwamen wij tot overeenstemming dat het bedrijf voor één gulden aan [persoon 1] zou worden verkocht mits er geen lijken in de kast ontdekt zouden worden.”
(…) Kort na het faillissement werd mijn tekeningsbevoegdheid sterk gereduceerd door [B NV] . Zo
moesten buitenlandse agentenovereenkomsten overeenkomstig de richtlijnen van [B NV] worden
opgemaakt. Dit bevestigde mijn indruk dat hier een één-tweetje werd opgezet tussen [persoon 3]
en [persoon 1] en consorten. Met consorten bedoel ik [belanghebbende]. Door dit alles had ik sterk het vermoeden dat vanaf het begin vast stond dat [B NV] [G BV] zou overnemen.
10. Uit een gespreksverslag van [naam] , investmentmanager bij de [Bank 4 Participatiemij] , met de fiscus (…):d.d.
Algemeen:
De transacties die [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] met [persoon 1] en [belanghebbende] heeft gedaan zijn [I BV] ,
[H BV] [G BV] en [J BV] . In deze transacties waren [persoon 1]
en [belanghebbende] de enige contacten voor [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] .
[De investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] zag ze als een tandem: [persoon 1] deed de onderhandelingen met curatoren,
kopers, verkopers, terwijl [belanghebbende] de financiële uitwerking, structuren en
verdelingen deed. [Persoon 1] nam [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] heel wat werk uit handen omdat hij heel veel werkzaamheden zelf deed.
[G BV]
[Persoon 1] en [belanghebbende] boden [Bank 4 Participatiemij] aan om mee te doen met [G BV] .
[Bank 4 Participatiemij] werd 5% aangeboden, [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] wilde minimaal 10%.
Volgens [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] was er sprake van een [bedrijf] waarvan [B NV] de grootste
afnemer was en kon [B NV] het zich niet veroorloven niets te doen. Bovendien was
er een contract waarin stond dat [B NV] het bedrijf zou overnemen. Alles was
voorgekookt. Er was dus weinig risico.
[De investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] heeft zich ook wel eens afgevraagd waarom [persoon 1] en [belanghebbende] dan
toch bij hem zijn gekomen en hem een deel van de winst gaven. De enige reden die [de investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] kon bedenken is dat er wellicht toch nog een loophole in het contract zat. Daarnaast proberen [persoon 1] en [belanghebbende] sowieso alles zo veel mogelijk met bancair geld te doen en er zelf geen geld in te steken.
11. [De investmentmanager bij Bank 4 Participatiemij] van de [Bank 4] PPM verklaarde 24-09-2004 tegen de FIOD:
(…)
(Op 20 mei 1996 gaat [G BV] failliet. Op enig moment is [Bank 4]
Participaties (hierna: [Bank 4 Participaties] ) middels [Stichting B] betrokken geraakt in deze
transactie. Kunt u aangeven op welk moment dat geweest is?)
Ik had al contacten met [persoon 1] en [belanghebbende] die zich vaker bezig hielden met
de aankoop en verkoop van bedrijven via stichtingen. (… ) [persoon 1] en [belanghebbende] zijn mensen met heldere ideeën, ze hebben veel contacten in het bedrijfsleven. Ik weet niet meer wanneer maar ik ben benaderd door [persoon 1] en [belanghebbende] in het kader van een participatie in een te verkopen bedrijf, te weten een [bedrijf] . [Persoon 1] is de onderhandelaar. [Belanghebbende] houdt zich bezig met de financiële kant van de zaak. Ik weet niet meer wie mij als eerste heeft benaderd, een van hun beiden.
(…)
[Stichting B] is specifiek voor de [C NV-transactie] . [Persoon 1] en [belanghebbende]
maakten wel vaker gebruik van een stichting bij de aankoop van bedrijven. [Bank 4]
heeft niet veel vaker geparticipeerd middels een stichting. Meestal ging dat via
houdstermaatschappijen.
De oprichting van [Stichting B] is geregeld door [persoon 1] en [belanghebbende]. U vraagt mij wie de participanten waren van [Stichting B] . Ik weet dat [persoon 1] , [belanghebbende] en [Bank 4] participanten waren. U zegt mij dat [Bank 4] voor 50%, [persoon 1] voor 25% en [A NV] voor 25% participeerden in [Stichting B] . Mij verbaast dit. Ik heb de naam [A NV] wel eens gehoord. [Belanghebbende] en [persoon 1] schermden wel vaak met Antilliaanse routes maar ik kan mij daar in deze zaak niets van herinneren.(…)
(Wat zijn uw feitelijke werkzaamheden geweest in de [C NV-transactie] ?)
Mij is propositie aangeboden. De transactie was al uitgedacht. Ik heb een due diligence
gedaan om te onderzoeken of [Bank 4] met deze transactie winst zou maken.
De zaak was relatief makkelijk daar de onderhandelingen door [belanghebbende] en [persoon 1] al
waren gevoerd, Ik weet echter niet met wie zij de onderhandelingen hadden gevoerd. [Bank 4]
hoefde dus alleen maar een haalbaarheidsonderzoek te doen ten aanzien van de
financiering. De doorverkoop van de participatie in [het bedrijf] zou heel snel kunnen gaan.
U vraagt mij voor hoeveel [Bank 4] heeft bijgedragen in de financiering van de [G BV] .
Ik weet het niet. U merkt waarschijnlijk wel dat [persoon 1] en [belanghebbende] alles regelden inzake de [C NV-transactie] en dat ik, lees [Bank 4] , geen verdere bemoeienis hebben gehad dan slechts de financiering rond te krijgen.
(…)
12. [Naam persoon] van [Bank 5] verklaarde 25-05-2004 tegen de FIOD:
(Wie zijn de belanghebbende van [A NV] ?)
Dat weet ik niet. [Persoon 1] en [belanghebbende] hadden wel de leiding binnen de transacties [I BV] en [C NV] . [Persoon 1] heeft zich nooit gepresenteerd als zijnde [A NV] . De directeur van [A NV] [persoon 2] heb ik nooit gesproken. Wel heb ik van [persoon 2] een getekende volmacht gezien dat [belanghebbende] en [persoon 1] als gevolmachtigde mogen optreden. Ik weet niet precies meer namens welke vennootschap.
(Wat kunt u vertellen over [belanghebbende]?)
[Belanghebbende] is de rechterhand van [persoon 1] . [Belanghebbende] is (…) de financieel onderhandelaar en weet alles op het gebied van overnames. Hij is gewoon hartstikke goed.(…).”