Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, waaronder smaad en belediging, die zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 14 april 2016 tot en met 1 juli 2016 te Uithoorn. De verdachte had een video verspreid waarin [slachtoffer 2] werd mishandeld, wat leidde tot de tenlastelegging van het opzettelijk aangeranden van de eer en goede naam van het slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de kinderrechter, omdat volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen vrijspraak.
Het hof heeft verder vastgesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte voor smaad en belediging, omdat niet voldaan was aan het wettelijk vereiste van een tijdig ingediende klacht door de aangever. De aangever had in zijn aangifte geen melding gemaakt van smaad of belediging, en het hof kon niet met zekerheid vaststellen of er een klacht was ingediend. Hierdoor was de vervolging niet mogelijk, en het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter voor zover aan zijn oordeel onderworpen en deed opnieuw recht.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van het klachtvereiste in klachtdelicten zoals smaad en belediging, en de noodzaak voor het openbaar ministerie om te kunnen aantonen dat aan dit vereiste is voldaan voordat vervolging kan plaatsvinden.