ECLI:NL:GHAMS:2018:2343

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
23-004071-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake niet-nakomen van de Leerplichtwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet zorgen dat haar kinderen, die ingeschreven stonden op Basisschool de [naam 3] en Scholengemeenschap [naam 4], regelmatig naar school gingen in de periode van 19 augustus 2013 tot en met 30 augustus 2013. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, dat op 4 juni 2015 was uitgesproken.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de genoemde periode in Polen verbleef met haar kinderen, waarbij haar dochter [naam 2] wegens ziekte ongeschikt was om school te volgen. De verdachte kon daardoor niet terugkeren naar Nederland voor de start van het nieuwe schooljaar. Het hof oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de omstandigheden van de verdachte in overweging te nemen bij de beoordeling van de strafbaarheid in het kader van de Leerplichtwet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004071-17
datum uitspraak: 12 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-032438-14 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 19 augustus 2013 tot en met 30 augustus 2013 te Amsterdam, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere(n) [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] 1999 en/of [geboortedatum 2] geboren op [geboortedatum 3] 2004 en/of [naam 2] geboren op [geboortedatum 4] 2007, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van de jongere(n) [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] 1999 en/of [geboortedatum 2] geboren op [geboortedatum 3] 2004 en/of [naam 2] geboren op [geboortedatum 4] 2007, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere(n), die als leerling(en) van een school/scholen, te weten Basisschool de [naam 3] en/of Scholengemeenschap [naam 4], stond(en) ingeschreven, deze school/scholen na inschrijving geregeld bezocht(en).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 19 augustus 2013 tot en met 30 augustus 2013 te Amsterdam, als degene die het gezag uitoefende over de jongeren [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] 1999 en [geboortedatum 2] geboren op [geboortedatum 3] 2004 en [naam 2] geboren op [geboortedatum 4] 2007, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongeren, die als leerlingen van scholen, te weten Basisschool de [naam 3] en Scholengemeenschap [naam 4], stonden ingeschreven, deze scholen na inschrijving geregeld bezochten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting een doktersverklaring en de beëdigde vertaling daarvan uit de Poolse taal, beiden gedateerd op 13 augustus 2013, aan het hof overgelegd, waaruit blijkt dat haar dochter [naam 2] wegens ziekte ongeschikt werd bevonden tot het volgen van schoollessen in de periode van 13 augustus 2013 tot 31 augustus 2013. De verdachte verbleef op dat moment met haar drie kinderen in Polen en het was, nu het evenmin verantwoord was om te reizen met haar zieke dochter, voor haar niet mogelijk om vóór de aanvang van het nieuwe schooljaar met haar kinderen weer terug te keren naar Nederland.
Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel dat de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar is en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M. Iedema en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2018.