Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris, die verwijt dat de notaris feitelijke onjuistheden heeft vermeld in de akte van boedelbeschrijving. Klager heeft op 28 november 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch, die op 20 november 2017 klager niet-ontvankelijk had verklaard in zijn klachten. De kamer oordeelde dat de driejaarstermijn voor het indienen van klachten was verstreken. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de termijn voor het indienen van klachten begint te lopen op het moment dat de klager kennis heeft van het handelen of nalaten van de notaris, en niet pas wanneer de klager tot de conclusie komt dat dit handelen of nalaten klachtwaardig is. Klager had al op 21 mei 2013 en later op 22 juli en 15 augustus 2013 klachten ingediend, waardoor hij op de hoogte was van de inhoud van de akte van boedelbeschrijving. Het hof gaat voorbij aan het beroep van klager op voortschrijdend inzicht en concludeert dat de klachten te laat zijn ingediend. De beslissing van de kamer wordt bevestigd.