ECLI:NL:GHAMS:2018:2248
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- C.G. Kleene-Eijk
- G.J. Driessen-Poortvliet
- A.V.T. de Bie
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verrekening van overgespaard inkomen in onroerende zaak
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verrekening van overgespaard inkomen dat was geïnvesteerd in een onroerende zaak. De man, appellant in principaal hoger beroep, en de vrouw, appellante in incidenteel hoger beroep, waren verwikkeld in een juridische strijd over de waarde van de onroerende zaak en de rekenmethode die daarvoor moest worden gehanteerd. Het hof had eerder een tussenbeschikking uitgesproken en een deskundige benoemd om de waarde van de onroerende zaak te taxeren. De deskundige had zijn rapport op 8 januari 2018 uitgebracht, maar de man betwistte de onpartijdigheid en de kwaliteit van het rapport. Hij voerde aan dat het rapport niet voldeed aan de eisen van de Leidraad deskundigen en dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden. Het hof oordeelde dat de deskundige zijn onderzoek correct had uitgevoerd en dat het rapport aan de gestelde eisen voldeed. De man had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen over de onpartijdigheid van de deskundige. Het hof bevestigde de waarde van de onroerende zaak zoals vastgesteld door de deskundige en ging niet over tot een nieuw deskundigenonderzoek. De berekeningen voor de verrekening van het overgespaarde inkomen werden uiteengezet en het hof kwam tot de conclusie dat de vrouw € 114.262 aan de man moest betalen, terwijl de man € 32.539 aan de vrouw moest betalen. Uiteindelijk moest de vrouw per saldo € 82.512 aan de man betalen. De beschikking werd gedeeltelijk vernietigd en opnieuw beslist, waarbij de eerdere afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden werd herzien.