Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Namens belanghebbende is voornoemde gemachtigde verschenen, tot bijstand vergezeld van heer B. Lawende, kantoorgenoot van gemachtigde, en de heer [D] , enig aandeelhouder van belanghebbende. Namens de inspecteur is verschenen drs. A.C. Versteeg. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2.Feiten
€ 575.365.
Bij de verkoop is vastgesteld dat [belanghebbende] nog een bedrag aan managementvergoeding te vorderen had (hoofdstuk 8). Op de balans van [belanghebbende] was deze vordering geactiveerd voor een bedrag van € 575.365. Gezien de tegenvallende resultaten van [B] is de verwachting dat [belanghebbende] deze vordering – op een derde – niet meer kan innen en is de gehele vordering ten laste van het resultaat voorzien.”
In de aangifte wordt € 575.365 afgewaardeerd terwijl er in de overeenkomst een schuld wordt vermeld van € 306.226.
Ik ben voornemens slechts een afwaardering van € 306.226 te accepteren omdat dit tussen partijen is overeengekomen over de managementfee en het belastbaar bedrag met € 269.139 te verhogen en vast te stellen op € 77.402 negatief.”
achterafhebben vastgesteld dat deze in totaal € 306.226 bedroeg.
(…) De vordering is volgelopen tot een totaal van € 575.365 (…).”
€ 269.139 lager is en (ii) voor € 306.226 omdat ook het resterende deel van de fee niet zal worden ontvangen.”
3.Geschil in hoger beroep
€ 269.139 aan hoofdsom + € 59.000 aan rente) terecht niet in aftrek heeft toegestaan.
4.Beoordeling van het geschil
[Belanghebbende] is tot medio 2012 ten onrechte doorgegaan met het factureren van management fee aan [ [A] ]. Deze bedragen zijn als gevolg hiervan ook ten onrechte als omzet verantwoord voor de vennootschaps- en omzetbelasting.”
(…) Door een gebrek aan communicatie tussen het administratiekantoor en [ [D] ] is het administratiekantoor bij de verwerking uitgegaan van het afwaarderen van een vordering (…) in plaats van creditering.”
(…) Op de vraag van de voorzitter wanneer ik heb geconstateerd dat ik geen recht had op de gefactureerde bedragen, geef ik als antwoord dat die facturen maand na maand maar werden verzonden. De gefactureerde bedragen zijn nooit ontvangen. Achteraf had ik dit in 2010 moeten corrigeren.”
achteraf’ (
Hof: cursivering volgens brief) hebben vastgesteld dat de vordering geen € 575.365 (als vermeld in de voorafgaande brief van de inspecteur), maar € 306.226 bedroeg. In deze zin ook de brief van de belastingadviseur van 21 mei 2015 (eerste zin citaat, als vermeld onder 2.9), en in lijn hiermee het onder 2.10 opgenomen citaat uit de motivering van het beroepschrift.
Hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd leidt ter zake van de (gestelde) afwaardering van de vordering niet tot een ander oordeel.