ECLI:NL:GHAMS:2018:2184

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
23-000614-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake overtreding van de Wegenverkeerswet door gevaarlijk rijgedrag met een motorfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het maken van een 'burnout' en een 'wheelie' met zijn motorfiets op 29 november 2015 te Amsterdam, waarbij hij de verkeersveiligheid in gevaar zou hebben gebracht. De verdachte ontkende de ten laste gelegde feiten en voerde aan dat hij niet in staat was om een wheelie te maken onder de gegeven weers- en verkeersomstandigheden. Het hof heeft echter vastgesteld dat twee verbalisanten op ambtseed een proces-verbaal hebben opgemaakt waarin het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte werd beschreven. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk de ten laste gelegde gedragingen had verricht en dat zijn verweer niet aannemelijk was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 100,00, die voorwaardelijk werd opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000614-18
datum uitspraak: 22 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-245693-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2015 te Amsterdam, op de weg, de [adres 2] en de [adres 3], (waar zich ander verkeer in de nabijheid bevond,) als bestuurder van een motorfiets, meerdere keren, althans twee keer een zogenoemde "burnout" heeft gemaakt en/of (vervolgens), een zogenoemde wheelie heeft gemaakt, immers heeft hij (telkens) over een afstand van ongeveer 5 meter uitsluitend op het achterwiel gereden, waardoor de stabiliteit van het motorrijtuig (ernstig) werd verstoord en de besturing, alsmede de beremming van het voorwiel, (op de normale wijze) niet meer mogelijk was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De verdachte heeft ontkend dat hij de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht. Hij bestuurde wel zijn motorfiets op de [adres 2] en de [adres 3] op 29 november 2015. Hij was in aanwezigheid van een andere motorrijder, die door de verbalisanten ook is beschreven. Die motorrijder vertoonde wel gevaarlijk rijgedrag en mogelijk hebben de verbalisanten hem met die motorrijder verward. Het was onder de weers- en de verkeersomstandigheden bovendien niet mogelijk om een zogenoemde wheelie te maken, aangezien daar te weinig ruimte voor was. De verbalisanten hadden bovendien geen zicht op de verdachte toen hij de wheelie zou hebben gemaakt, nu zich tussen de verdachte en de auto van de verbalisanten een andere auto bevond en uit de door de verdachte aan het hof overgelegde schets blijkt dat de verbalisanten dan geen zicht op de verdachte konden hebben. Het hof moet daarom tot een vrijspraak komen, aldus de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Twee verbalisanten hebben op ambtseed een proces-verbaal opgemaakt over het rijgedrag van de verdachte. Daarbij hebben zij van beide motorfietsen het kenteken beschreven, zodat de verdachte aan de hand van zijn kenteken gemakkelijk te onderscheiden was van de andere motorbestuurder. De stelling van de verdachte dat de weers- en de verkeersomstandigheden zodanig waren dat het volstrekt onmogelijk was om een wheelie te maken, is niet aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat de verbalisanten geen zicht konden hebben op de verdachte toen hij een wheelie zou hebben gemaakt, omdat een personenauto tussen hen en de verdachte reed. Daarbij slaat het hof tevens acht op het feit dat waarschijnlijk is dat bij het maken van een wheelie een motorfiets boven een personenauto uit komt te steken. Het hof heeft dan ook geen reden om aan het proces-verbaal van de verbalisanten te twijfelen.
Het hof verwerpt het verweer van de verdachte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 november 2015 te Amsterdam, op de weg, de [adres 2] en de [adres 3], waar zich ander verkeer in de nabijheid bevond, als bestuurder van een motorfiets, twee keer een zogenoemde "burnout" heeft gemaakt en een zogenoemde wheelie heeft gemaakt, immers heeft hij over een afstand van ongeveer 5 meter uitsluitend op het achterwiel gereden, waardoor de stabiliteit van het motorrijtuig werd verstoord en de besturing, alsmede de beremming van het voorwiel, op de normale wijze niet meer mogelijk was, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de volgende bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van overtreding van 29 november 2015 met nummer PL1300-2015266332-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededelingen van verbalisanten of een van hen:
Op zondag 29 november 2015 bevonden wij ons in een onopvallend dienstvoertuig op de [adres 2] te Amsterdam. Aldaar zagen wij een motorfiets voorzien van het kenteken [kenteken]. De bestuurder bleek later te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994. Wij zagen dat [verdachte] stilstond voor het verkeerslicht op de [adres 2] ter hoogte van de rijksweg A10. Wij zagen en hoorden dat [verdachte] trachtte een ‘burnout’ te maken. Wij hoorden namelijk dat er gas werd gegeven terwijl de motorfiets op zijn plek bleef staan. Tevens zagen wij rookpluimen uit de uitlaat van de motorfiets. Kort hierna zagen wij [verdachte] met verhoogde snelheid wegrijden in de richting van het [adres 4].
Kort hierna zagen wij dat [verdachte] de [adres 3] op reed. Wij zagen dat er veel verkeer was op de [adres 3]. Wij zagen dat [verdachte] stilstond achter een stilstaande taxi en hoorden weer dat [verdachte] veel gas gaf, waardoor het achterwiel begon te spinnen. Wij zagen dat zijn motorfiets naar voren schoot en [verdachte] bijna tegen de stilstaande taxi aanreed. Kort hierna zagen wij de taxi rijden en zagen wij dat [verdachte] optrok en een ‘wheelie’ maakte. Op de [adres 3] zagen wij (het hof begrijpt: later) [verdachte] op zijn motorfiets zitten. Wij herkenden hem aan zijn postuur en kleding.
Ten tijde van het plegen van de overtredingen was het regenachtig weer waardoor het wegdek nat/glad was en het zicht beperkt.
Een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2015 met nummer 2015266332, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant Riethoven:
De wheelie die [verdachte] op zondag 29 november 2015 maakte ging over een afstand van ten minste 5 meter, terwijl het op dat moment tamelijk druk was op de genoemde locatie.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 100,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg met zijn motorfiets tweemaal een zogeheten ‘burnout’ gemaakt, waarbij hij gas gaf terwijl de voorrem ingehouden bleef zodat het achterwiel begon te spinnen. Bij de tweede keer had de verdachte zijn motorfiets kennelijk niet onder controle, schoot de motorfiets naar voren en raakte bijna een andere weggebruiker. Daarnaast heeft de verdachte een zogeheten ‘wheelie’ gemaakt, waarbij hij alleen op het achterwiel reed en minder controle had over zijn motorfiets, terwijl hij op een tamelijk drukke weg reed. Door zich zo te gedragen, heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 mei 2018 is hij nog niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel heeft hij eerder een strafbeschikking geaccepteerd voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Ook blijkt hieruit dat aan de verdachte na het plegen van het onderhavige feit tweemaal een forse geldboete is opgelegd.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde geldboete passend bij de ernst van het feit. Het hof ziet aanleiding die straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, nu het hof in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houdt met de na het gepleegde feit aan de verdachte opgelegde straffen. Daarnaast houdt het hof rekening met het lange tijdsverloop na het plegen van het feit. Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van € 100,00 passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. M. Iedema en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juni 2018.
Mr. M. Senden is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]