In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het maken van een 'burnout' en een 'wheelie' met zijn motorfiets op 29 november 2015 te Amsterdam, waarbij hij de verkeersveiligheid in gevaar zou hebben gebracht. De verdachte ontkende de ten laste gelegde feiten en voerde aan dat hij niet in staat was om een wheelie te maken onder de gegeven weers- en verkeersomstandigheden. Het hof heeft echter vastgesteld dat twee verbalisanten op ambtseed een proces-verbaal hebben opgemaakt waarin het gevaarlijke rijgedrag van de verdachte werd beschreven. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk de ten laste gelegde gedragingen had verricht en dat zijn verweer niet aannemelijk was. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 100,00, die voorwaardelijk werd opgelegd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoon van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994.