ECLI:NL:GHAMS:2018:1973

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
23-003706-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van levensgezel na onenigheid over tas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 2 juni 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk slaan, stompen, trappen en schoppen van de levensgezel, wat zou hebben geleid tot pijn en letsel. Tijdens de zitting op 1 juni 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar had geëist.

Het hof heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Zowel de politierechter als het hof concludeerden dat de verklaringen van de levensgezel onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen. De verdachte heeft ontkend de levensgezel te hebben mishandeld en verklaarde dat hij niet op de hoogte was van het feit dat zij aan zijn tas vastzat toen hij de trap afliep. De levensgezel had verklaard dat zij met haar vinger aan de tas vastzat en daardoor viel, terwijl zij riep dat de verdachte moest stoppen met lopen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte mogelijk niet op de hoogte was van de situatie en dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of voorwaardelijk opzet op het toebrengen van letsel. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. S.J. Riem niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003706-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-107326-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn echtgenoot, [slachtoffer], heeft mishandeld door opzettelijk mishandelend die [slachtoffer] tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of met zich mee een trap af te trekken en/of op die trap ten val te brengen, waardoor die [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Evenals de politierechter is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft geslagen, gestompt, getrapt of geschopt. De verdachte heeft dit ontkend en het onderzoek ter terechtzitting biedt onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer].
Het staat vast dat de verdachte en [slachtoffer] onenigheid hadden. Zij wilden allebei de telefoon hebben die de verdachte in zijn tas had. Beiden hielden de tas vast, terwijl de verdachte de trap afliep. Beneden bleek [slachtoffer] verwondingen aan haar linker- en rechterhand en een kneuzing van de knie en rug te hebben.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij de tas vast had gepakt en vervolgens met haar vinger vast kwam te zitten aan de tas en daardoor naar beneden viel. Onderwijl heeft zij geroepen dat de verdachte moest stoppen met lopen, maar hij deed dat niet.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat [slachtoffer] vast zat aan de tas, maar dacht dat zij uit eigen beweging de tas van de verdachte vasthield. Hij stelt dat hij rustig de trap is afgelopen en haar heeft gezegd dat ze de tas moest loslaten, maar dat ze dat niet deed en achter hem aan liep. Pas beneden zag hij dat er bloed aan haar hand zat.
Het is mogelijk dat de verdachte niet heeft gemerkt dat [slachtoffer] aan de tas van de verdachte vastzat en dat hij pas beneden heeft waargenomen dat zij verwondingen had. Daarmee is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet, opzet in voorwaardelijke zin daaronder begrepen, heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel bij [slachtoffer].
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2018.
Mr. S.J. Riem is buiten staat dit arrest te ondertekenen.