In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het stelen van een fiets, die toebehoorde aan de Politie Eenheid Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel diefstal met braak als het verwerven van een gestolen goed. De verdachte had op 16 juni 2017 in Amsterdam een fiets weggenomen, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van verbreking. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen, dat de verdachte was uitgelokt door de plaatsing van de lokfiets op een ongebruikelijke plek. Het hof oordeelde dat de verdachte al eerder de fiets had gezien en dat zijn opzet om de fiets te stelen niet was ingegeven door de plaatsing van de lokfiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De beslissing is genomen op basis van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.