ECLI:NL:GHAMS:2018:187

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
23-002352-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een lokfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het stelen van een fiets, die toebehoorde aan de Politie Eenheid Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel diefstal met braak als het verwerven van een gestolen goed. De verdachte had op 16 juni 2017 in Amsterdam een fiets weggenomen, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van verbreking. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen, dat de verdachte was uitgelokt door de plaatsing van de lokfiets op een ongebruikelijke plek. Het hof oordeelde dat de verdachte al eerder de fiets had gezien en dat zijn opzet om de fiets te stelen niet was ingegeven door de plaatsing van de lokfiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De beslissing is genomen op basis van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002352-17
datum uitspraak: 19 januari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701978-17 en 13-703121-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1],
thans uit andere hoofden gedetineerd in Detentiecentrum [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen fiets heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fiets heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft, onder verwijzing naar het arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 28 december 2015 (ECLI:NL:GSHE:2015:5477) de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie bepleit omdat gebruik is gemaakt van een onrechtmatige wijze van opsporing. Door de politie is in strijd gehandeld met het zogenaamde ‘Tallon-criterium’ nu de lokfiets op een ongebruikelijke plaats is neergezet, waardoor sprake is van uitlokking.
Het verweer wordt verworpen. De vraag die rechtens dient te worden beantwoord is of de verdachte door het plaatsen van de lokfiets is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg geantwoord dat hij de fiets de dag daarvoor al had zien staan en dat hij zich (toen) had voorgenomen de fiets de volgende dag mee te nemen. Volgens de verdachte geeft het hem een kick om een slot los te maken. Hieruit volgt dat het opzet van de verdachte om de lokfiets weg te nemen niet werd ingegeven door de plaatsing van de lokfiets maar dat het opzet tevoren bestond uit de kick die het losmaken van een slot de verdachte geeft.
Het verweer dat de fiets op een ongebruikelijke plaats stond waardoor de verdachte werd uitgelokt behoeft – wat daar ook van zij – gelet op het voorgaande geen bespreking, nu de plaats waar de fiets stond voor de verdachte geen enkele rol heeft gespeeld. Nog daargelaten dat anders dan de situatie in het door de raadsman genoemde arrest (ECLI:NL:GSHE:2015:5477) in (Groot) Amsterdam nagenoeg geen plaats te duiden is die als ongebruikelijke plek kan worden gekwalificeerd voor het stallen van een fiets.
Door de raadsman is het voorwaardelijk verzoek gedaan om de verbalisant [verbalisant] van politiebureau Nieuw West Noord te Amsterdam als getuige te (doen) horen bij de raadsheer-commissaris over de precieze locatie van de lokfiets indien het hof het verweer dat dient te leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie niet volgt. Dat verzoek wordt afgewezen omdat het horen van de verbalisant niet noodzakelijk is. De locatie van de lokfiets is immers, zoals hiervoor reeds is overwogen, niet van belang voor het beantwoorden van de rechtsvraag of de verdachte door het plaatsen van de lokfiets is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 16 juni 2017 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan Politie Eenheid Amsterdam, waarbij hij, verdachte, die weg te nemen fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg
(naar het hof begrijpt:)primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een door de politie geplaatste lokfiets. Diefstal van fietsen is een ergerlijk feit waarmee schade en overlast aan de gedupeerde kan worden veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter zitting de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof overweegt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2016, parketnummer 13-703121-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. M.F.J.M. de Werd, in tegenwoordigheid van
mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2018.