ECLI:NL:GHAMS:2018:1762

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
13/684472-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2018. De zaak betreft een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die in voorlopige hechtenis is genomen. De rechtbank had eerder het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.P. Dayala, gehoord. Tevens zijn er verklaringen gehoord van een interventiemedewerker van de Raad voor de Kinderbescherming en een jeugdzorgwerker van de William Schrikker Stichting.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Er zijn ernstige bezwaren tegen de verdachte, die zich heeft herkend op camerabeelden die zijn gemaakt in de nabijheid van de gepleegde feiten. De verdachte is herkend door verschillende verbalisanten op deze beelden. Het hof is van oordeel dat de vrijlating van de verdachte op dit moment niet verantwoord is, gezien het recidivegevaar en de schokkende aard van de gepleegde straatroven door een vijftienjarige. Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie van de verdachte, is er op dit moment onvoldoende waarborg tegen recidive aanwezig.

Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen. Het hof heeft aangegeven dat er gewerkt wordt aan een plan voor plaatsing van de verdachte buiten een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en buiten Amsterdam, maar dat de uitkomsten hiervan moeten worden afgewacht voordat er eventueel tot schorsing kan worden overgegaan. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring [gedetineerd] ,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding en afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. G.P. Dayala. Verder heeft het hof gehoord [interventiemedewerker] , interventiemedewerker [raad van kinderbescherming] van De Raad voor de Kinderbescherming voor de Kinderbescherming en [jeugdzorgwerker] jeugdzorgwerker van de William Schrikker Stichting.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 zoals opgenomen in de vordering inbewaringstelling acht het hof voldoende ernstige bezwaren aanwezig gelet op de twee aangiftes met overeenstemmende signalementen en het feit dat de verdachte zichzelf heeft herkend op camerabeelden die in de nabije omgeving rond dezelfde tijd zijn gemaakt. Op die beelden zijn de verdachte en een tweede persoon te zien die aan het door aangevers opgeven signalement voldoen. Wat de feiten 3 en 4 betreft is de verdachte op de gemaakte beelden door drie verschillende verbalisanten herkend.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het feit dat een vijftienjarige straatroven pleegt de rechtsorde schokt, in die zin dat vrijlating uit de voorlopige hechtenis op dit moment, zonder dat er sterke waarborgen tegen recidive zijn niet door de maatschappij zal worden begrepen.
Nu de feiten 3 en 4 lijken te zijn gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis voor de feiten 1 en 2 acht het hof recidivegevaar aanwezig.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen. Gelet op de leeftijd van de verdachte verdient een alternatief voor de voorlopige hechtenis de voorkeur maar hierbij zal wel sprake moeten zijn van het inbouwen van voldoende waarborgen tegen recidive. Daarvan is op dit moment nog onvoldoende sprake. Uit wat er bij de behandeling in raadkamer is besproken leidt het hof af dat er op dit moment hard wordt gewerkt aan een plan tot plaatsing van de
verdachte buiten een JJI en buiten Amsterdam. De uitkomsten hiervan zullen moeten worden afgewacht voordat eventueel tot schorsing kan worden overgegaan.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 18 april 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. F.A. Hartsuiker en T. de Bont, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 18 april 2018,
de advocaat-generaal