ECLI:NL:GHAMS:2018:1762
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2018. De zaak betreft een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die in voorlopige hechtenis is genomen. De rechtbank had eerder het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.P. Dayala, gehoord. Tevens zijn er verklaringen gehoord van een interventiemedewerker van de Raad voor de Kinderbescherming en een jeugdzorgwerker van de William Schrikker Stichting.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Er zijn ernstige bezwaren tegen de verdachte, die zich heeft herkend op camerabeelden die zijn gemaakt in de nabijheid van de gepleegde feiten. De verdachte is herkend door verschillende verbalisanten op deze beelden. Het hof is van oordeel dat de vrijlating van de verdachte op dit moment niet verantwoord is, gezien het recidivegevaar en de schokkende aard van de gepleegde straatroven door een vijftienjarige. Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie van de verdachte, is er op dit moment onvoldoende waarborg tegen recidive aanwezig.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen. Het hof heeft aangegeven dat er gewerkt wordt aan een plan voor plaatsing van de verdachte buiten een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en buiten Amsterdam, maar dat de uitkomsten hiervan moeten worden afgewacht voordat er eventueel tot schorsing kan worden overgegaan. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de bestreden beschikking wordt afgewezen.