ECLI:NL:GHAMS:2018:1761

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
15/030635-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 21 maart 2018. De appellant, geboren in 1999 en thans verblijvende in een huis van bewaring, had hoger beroep ingesteld tegen de verlenging van zijn gevangenhouding. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en is tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. Het hof oordeelt dat de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling niet opwegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen. Het hof heeft geen vertrouwen in de mogelijkheid om het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden bij een schorsing voldoende in te perken, vooral gezien het feit dat er nog twee proeftijden van eerdere veroordelingen liepen en dat er een andere voorlopige hechtenis was geschorst ten tijde van de feiten.

De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring [gedetineerd] ,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 21 maart 2018, voor zover houdende bevel tot verlenging van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 22 maart 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. L.R. Rommy waarnemend voor mr. H.M. Feenstra.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. Meer in het bijzonder heeft het hof er geen vertrouwen in dat het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden bij een schorsing voldoende kan worden ingeperkt. Het hof heeft hierbij gelet op het feit dat ten aanzien van de verdachte nog twee proeftijden van eerdere veroordelingen liepen en dat een andere voorlopige hechtenis geschorst was ten tijde van de feiten op de vordering inbewaringstelling, terwijl overigens de inhoud van het rapport van de reclassering evenmin voldoende vertrouwen als hiervoor bedoeld biedt.
Het h

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 18 april 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. F.A. Hartsuiker en T. de Bont, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 18 april 2018,
de advocaat-generaal