ECLI:NL:GHAMS:2018:1761
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 21 maart 2018. De appellant, geboren in 1999 en thans verblijvende in een huis van bewaring, had hoger beroep ingesteld tegen de verlenging van zijn gevangenhouding. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en is tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden afgewezen. Het hof oordeelt dat de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling niet opwegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen. Het hof heeft geen vertrouwen in de mogelijkheid om het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden bij een schorsing voldoende in te perken, vooral gezien het feit dat er nog twee proeftijden van eerdere veroordelingen liepen en dat er een andere voorlopige hechtenis was geschorst ten tijde van de feiten.
De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.