ECLI:NL:GHAMS:2018:1759
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en invoer van drugs in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 21 maart 2018. De rechtbank had de vordering tot gevangenhouding van de verdachte afgewezen. De verdachte, geboren in 1939 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op Schiphol aangekomen met bijna 2,5 kilo cocaïne in zijn koffers. De officier van justitie stelde hoger beroep in, waarna het hof de zaak in raadkamer behandelde.
Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en de verklaringen van de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Stam. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de wijze van invoer van de drugs, oordeelde het hof dat de verdachte ernstige bezwaren op zich geladen had voor voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en beperkte mobiliteit, niet afdoen aan de ernst van de zaak.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vordering tot gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 90 dagen toegewezen. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de voorzitter mr. J.L. Bruinsma en de raadsheren mrs. F.A. Hartsuiker en T. de Bont aanwezig waren, met mr. S. Grote Ganseij als griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.