ECLI:NL:GHAMS:2018:1736
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing van overleveringsdetentie in verband met internationale drugshandel
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam, die op 6 april 2018 het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon had afgewezen. De opgeëiste persoon, geboren in 1960 en thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een bedrijf heeft in Slovenië en regelmatig daar verblijft. Hij heeft verklaard dat zijn paspoort in Slovenië ligt en dat hij met zijn identiteitsbewijs reist. Tevens verhuurt hij huizen in Kroatië. Gezien deze omstandigheden, en het feit dat hij zich pas op het adres in Amsterdam heeft ingeschreven na zijn arrestatie in het kader van het overleveringsverzoek, acht het hof de vrees gerechtvaardigd dat hij bij schorsing van de overleveringsdetentie uit het zicht van Justitie zal verdwijnen. Dit leidt tot de conclusie dat er nog steeds sprake is van vluchtgevaar.
Het hof oordeelt dat de verdenking van betrokkenheid bij internationale handel in verdovende middelen in georganiseerd verband niet op verantwoorde wijze kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, zoals het betalen van een borgsom van € 15.000,-. Daarom heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen. De beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis gebracht van de opgeëiste persoon.