ECLI:NL:GHAMS:2018:1736

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
13/751202-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing van overleveringsdetentie in verband met internationale drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam, die op 6 april 2018 het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon had afgewezen. De opgeëiste persoon, geboren in 1960 en thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een bedrijf heeft in Slovenië en regelmatig daar verblijft. Hij heeft verklaard dat zijn paspoort in Slovenië ligt en dat hij met zijn identiteitsbewijs reist. Tevens verhuurt hij huizen in Kroatië. Gezien deze omstandigheden, en het feit dat hij zich pas op het adres in Amsterdam heeft ingeschreven na zijn arrestatie in het kader van het overleveringsverzoek, acht het hof de vrees gerechtvaardigd dat hij bij schorsing van de overleveringsdetentie uit het zicht van Justitie zal verdwijnen. Dit leidt tot de conclusie dat er nog steeds sprake is van vluchtgevaar.

Het hof oordeelt dat de verdenking van betrokkenheid bij internationale handel in verdovende middelen in georganiseerd verband niet op verantwoorde wijze kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden, zoals het betalen van een borgsom van € 15.000,-. Daarom heeft het hof het beroep tegen de bestreden beschikking afgewezen. De beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis gebracht van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

13/751202-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
ingeschreven op het adres [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen te Almere,
tegen de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam van 6 april 2018, houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2018, waarbij – zo verstaat althans het hof die akte gelet op de inhoud van de onderliggende volmacht – namens de opgeëiste persoon hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de opgeëiste persoon en heeft gehoord de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door diens raadsman mr. R.I. Takens.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
De opgeëiste persoon heeft desgevraagd verklaard dat hij een bedrijf heeft in Slovenië, dat hij in verband daarmee regelmatig in Slovenië verblijft, dat zijn paspoort in Slovenië ligt, dat hij reist met gebruikmaking van zijn identiteitsbewijs en dat hij huizen verhuurt in Kroatië. Gelet hierop en de omstandigheid dat de opgeëiste persoon zich pas op het adres aan de [adres] te Amsterdam heeft laten inschrijven nadat hij in het kader van het hier aan de orde zijnde overleveringsverzoek is opgepakt, acht het hof de vrees gerechtvaardigd dat hij bij schorsing van de overleveringsdetentie uit het zicht van Justitie zal verdwijnen. Aldus is vluchtgevaar nog steeds aanwezig. Gelet op de verdenking van betrokkenheid bij internationale handel in verdovende middelen in georganiseerd verband ziet het hof niet hoe dit vluchtgevaar op verantwoorde wijze is in te perken door het stellen van voorwaarden, zoals betaling van de voorgestelde borgsom van € 15.000,-. Het beroep zal daarom worden afgewezen.

13.751202-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven op 25 april 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.M.H.P. Houben en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de opgeëiste persoon.
Amsterdam, 25 april 2018,
de advocaat-generaal