Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.3. Beoordeling
heeft zich verweerd en heeft betwist dat zij de vierde verdieping gebruikt zonder recht of titel. Op de vierde etage waren bij aanvang van de huur al (slaap)kamers gerealiseerd. In de huurovereenkomst met betrekking tot de twee etage van de ouders van [geïntimeerde sub 1] staat nergens vermeld dat er een deel van de vierde etage bij hoort.
In het procesdossier bevinden zich twee huurovereenkomsten: de huurovereenkomst uit 1966 op grond waarvan de ouders van [geïntimeerde sub 1] ‘het 2e bovenhuis van perceel [adres] ’ huurden en de huurovereenkomst uit 1982 op basis waarvan [geïntimeerde sub 1] ‘de woongedeelte III en IV van de [adres] ’ huurt. Uit deze huurovereenkomsten volgt noch dat bij het gehuurde op de tweede verdieping een deel van de vierde verdieping hoorde noch dat slechts een deel van de vierde verdieping bij het gehuurde op de derde verdieping hoort. Het door [geïntimeerden] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep beschreven gebruik van het gehuurde is hiermee in overeenstemming. De deur die vanuit de tweede verdieping toegang verleende tot een trappenhuis naar de vierde verdieping was volgens [geïntimeerden] afgesloten en de ouders van [geïntimeerde sub 1] beschikten niet over een sleutel. In 1982 is [geïntimeerde sub 1] zowel de derde- als de vierde verdieping gaan huren. Samen met haar moeder (haar ouders waren inmiddels gescheiden) heeft zij toen het toegangsslot tot het genoemde trappenhuis verwijderd zodat er een open verbinding tussen de woningen ontstond. De familie kon zo makkelijk bij elkaar binnen komen, indien nodig, en het bood [geïntimeerde sub 1] een extra noodvluchtweg. Nadat de moeder van [geïntimeerde sub 1] is overleden heeft [geïntimeerde sub 1] de toegangsdeur tot het trappenhuis naar de vierde verdieping afgetimmerd, aldus [geïntimeerden]
stelt voorts dat uit de overeengekomen huurprijs zou zijn af te leiden dat slechts een gedeelte van de vierde verdieping zou worden verhuurd. Het door [geïntimeerden] gehuurde zou immers, indien de gehele vierde verdieping tot het gehuurde behoort, een twee maal zo hoge huurprijs moeten opleveren dan destijds met de ouders van [geïntimeerde sub 1] was overeengekomen. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] hier terecht tegenin heeft gebracht dat deze stelling van [X] geen hout snijdt nu de huurprijs van woningen niet alleen wordt bepaald door de oppervlakte, maar ook een kwestie kan zijn van bijvoorbeeld onderhandeling bij aanvang van de huur, het gebruik van de woning en de mogelijkheden daarvan of op welke verdieping een woning is gesitueerd.
Ten slotte wijst [X] op de bouwkundige situatie van het aparte trappenhuis van de tweede naar de vierde verdieping. Weliswaar opent dit de mogelijkheid van een separaat gebruik van (een deel van) de vierde verdieping door de huurders van de tweede verdieping maar niet is komen vast te staan dat dit vanaf 1966 ooit het geval is geweest.