ECLI:NL:GHAMS:2018:1693
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen aanslagen inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had het bezwaar van belanghebbende tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en de Zorgverzekeringswet niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De inspecteur van de Belastingdienst had op 29 oktober 2014 aanslagen opgelegd voor het jaar 2013, waarop belanghebbende op 17 september 2015 bezwaar maakte. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 15 mei 2018 heeft belanghebbende, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.R.R. Oevering, haar standpunten toegelicht. De inspecteur, vertegenwoordigd door P.M. Krauwinkel-de Wit, heeft verweer gevoerd. Het Hof heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 30 oktober 2014 begon en op 10 december 2014 eindigde. Aangezien het bezwaarschrift pas op 21 september 2015 was ontvangen, was het Hof van oordeel dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en opgemerkt dat de inspecteur bereid was om een nieuw verzoek om ambtshalve vermindering inhoudelijk te behandelen, mocht belanghebbende dit indienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.