Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
4. [geïntimeerde 4] ,
5. [geïntimeerde 5] ,
6. [geïntimeerde 6] ,
7. [geïntimeerde 7] ,
8. [geïntimeerde 8] ,
9. [geïntimeerde 9] ,
10. [geïntimeerde 10] ,
11. [geïntimeerde 11] ,
12. [geïntimeerde 12] ,
13. [geïntimeerde 13] ,
14. [geïntimeerde 14] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
De bankgarantie voldoet aan de voorwaarde van de op dit moment geldende
Deze bankgarantie is groot 20% van de aanneemsom € 185.000,--
De kosten en rente van deze bankgarantie zullen worden gedeeld door
zijn verdeeld over de vraag, hoe de bankgarantie moet worden uitgelegd en wie de begunstigde is. De aard en functie van de abstracte bankgarantie in het handelsverkeer brengt mee dat, zoals de voorzieningenrechter ook reeds overwoog, bij die uitleg veel gewicht toekomt aan de bewoordingen waarin deze is opgesteld. Tegelijkertijd is de uitleg niet louter taalkundig. Ook bij een bankgarantie gaat het immers erom welke zin betrokkenen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bewoordingen van de garantie mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1998:ZC2716). Een antwoord op die vraag zal met name aan de orde zijn wanneer de letterlijke tekst van de bankgarantie niet geheel eenduidig is. In dat verband geldt tevens, dat onduidelijkheden die door de opsteller van de tekst zijn veroorzaakt voor diens risico dienen te blijven en niet ten nadele mogen worden uitgelegd van de begunstigden van de bankgarantie.
, waarin de bank over een concept bankgarantie schrijft:
bevat de uiteindelijke tekst van de bankgarantie voor die uitleg geen aanknopingspunten.
aan de bank schrijft:
dat tussende [geïntimeerden] van appartement 1 t/m 12 van complex Bergenhof te
dat de opdrachtgever tot meerdere zekerheid voor de stipte nakoming door de aannemer van zijn verplichtingen voortvloeiende uit bovengenoemde overeenkomst een bankgarantie verlangt;
3.Beoordeling
Geïntimeerden 2 t/m 7, 9 t/m 12 en 14 hebben gesteld dat indien sprake is van een rechtsgeldige cessie, [appellante] op grond daarvan inderdaad bevoegd is ten dezen op te treden. Zij voeren echter aan dat bedoelde akte ter comparitie alleen aan de rechtbank en niet aan hen is verstrekt, zodat zij niet kunnen vaststellen of een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden. Het hof stelt vast dat de akte niet aan het proces–verbaal van comparitie is gehecht en ook overigens geen onderdeel uitmaakt van de in hoger beroep aan het hof overgelegde stukken. Onder deze omstandigheden ziet het hof aanleiding te bepalen dat [appellante] de akte van 7 oktober 2015 alsnog in het geding zal moeten brengen, waarna geïntimeerden 2 t/m 7, 9 t/m 12 en 14 in de gelegenheid zullen worden gesteld zich omtrent de inhoud daarvan bij akte nader uit te laten. Indien komt vast te staan dat sprake is van een rechtsgeldige cessie moet het er voor gehouden worden dat de vordering van [x Projectontwikkeling B.V.] op [geïntimeerden] op 7 oktober 2015 is overgedragen aan [appellante] en dat laatstgenoemde in deze procedure optreedt als rechthebbende op die vordering. Voor dat geval wordt reeds thans het volgende overwogen.
grief 7), dat tussen [geïntimeerden] en [persoon 1] geen overeenkomst is gesloten voor de nakoming waarvan de bankgarantie zekerheid biedt en dat slechts de notaris als begunstigde onder de bankgarantie heeft te gelden, zodat de [geïntimeerden] niet gerechtigd waren om de bankgarantie in te roepen (
grieven 1, 2, 3 en 6), dat geen tekortkoming zijdens [persoon 1] bestaat die het inroepen van de bankgarantie kan rechtvaardigen en het opeisen daarvan door [geïntimeerden] dus wanprestatie oplevert of onrechtmatig is, althans dat [x Projectontwikkeling B.V.] onverschuldigd heeft betaald of [geïntimeerden] ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van [x Projectontwikkeling B.V.] (
grieven 4, 5 en 8), dat [geïntimeerde 13] in 2013 kennelijk een reeds voltooid appartement heeft gekocht, zodat haar hoe dan ook geen beroep op de bankgarantie toekomt (
grief 9) en, ten slotte, dat [geïntimeerden] het onder de bankgarantie uitbetaalde bedrag niet hebben hoeven aanwenden om de appartementen af te bouwen, zodat [geïntimeerden] geen schade hebben geleden en dus geen aanspraak kunnen maken op het onder de bankgarantie uitbetaalde bedrag (
grief 10).
“op eerste schriftelijk verzoek van de notaris aan deze te zullen voldoen, al hetgeen de notaris verklaart terzake opeisbaar van de aannemer te vorderen te hebben.”Daarmee wordt feitelijk geheel geabstraheerd van de onderliggende verhouding tussen de opdrachtgever en begunstigde en wordt de betaling onder de bankgarantie uitsluitend afhankelijk gemaakt van hetgeen de notaris verklaart opeisbaar van de aannemer te vorderen te hebben. Dat is een abstracte bankgarantie.
Grief 7faalt.
Grieven 1, 2, 3 en 6slagen niet.
Grief 9slaagt evenmin.
Grieven 4, 5 en 8stuiten daarop af.
grief 10stelt [appellante] aan de orde dat [geïntimeerden] het onder de bankgarantie uitbetaalde bedrag van € 185.000 niet hebben hoeven aanwenden om de appartementen af te bouwen. Zij voert aan dat de appartement ten tijde van het stilleggen van de bouw in 2012 grotendeels afgebouwd waren. Volgens het rapport van [architect] bedroeg de waarde van het door [x Projectontwikkeling B.V.] gerealiseerde werk