ECLI:NL:GHAMS:2018:1230
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen het vonnis van 6 februari 2017, waarin de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel werd afgewezen. De vordering betrof een bedrag van € 1.719.179,53, dat later in de procedure werd beperkt tot € 455.845,-. De veroordeelde was eerder, op 29 augustus 2014, veroordeeld voor overtredingen van milieuwetgeving, gepleegd door een rechtspersoon. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 26 januari 2018 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met de opmerking dat het vonnis van 6 februari 2017 door de economische kamer van de rechtbank Amsterdam is gewezen. De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet wordt toegewezen.