ECLI:NL:GHAMS:2018:1212

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
23/002935-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vrijspraak primair tenlastegelegde; toevoeging bewijsmiddel subsidiair tenlastegelegde

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2016. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een poging tot inbraak in een bar/café. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 maart 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij aanwezig was op de Pretoriusstraat in Amsterdam, waar hij zijn medeverdachte zag. Het hof heeft de verklaring van de verdachte als extra bewijsmiddel toegevoegd aan de zaak.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden, maar heeft het vonnis van de politierechter bevestigd voor het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte was medeplichtig aan de poging tot inbraak, waarbij hij op de uitkijk stond terwijl zijn medeverdachte in de bar bezig was. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, heeft het hof besloten een lagere straf op te leggen, omdat de verdachte zijn leven op orde lijkt te hebben en zijn middelengebruik heeft verminderd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de straf en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 dagen, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd, rekening houdend met de overwegingen die zijn gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002935-16
datum uitspraak: 4 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2016 (het hof leest dit als 28 juli 2016) in de strafzaak onder parketnummer
13-702300-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met de raadsman en de politierechter is het hof van oordeel van verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden.
Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde:
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
- een bewijsmiddel toevoegt;
- de strafmotivering vervangt;
- aan de toepasselijke wettelijke voorschriften artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt.

Bewijsoverweging

Het hof bezigt als extra bewijsmiddel de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2018, inhoudende:
Ik was in de nacht van 18 juli op 19 juli 2016 aanwezig op de Pretoriusstraat, om de hoek van de Linnaeusstraat, te Amsterdam. Het klopt dat dit in de buurt van de betreffende bar aan [adres 2], waar het in het tenlastegelegde feit om zou gaan, is. Ik ken [medeverdachte] en zag hem daar lopen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een poging tot inbraak in een bar/café. De verdachte is, terwijl zijn mededader [medeverdachte] via een (opengebroken) raam in bar [naam] aan de gokkast stond te trekken, de geldlade daarvan heeft gepakt en de inhoud heeft leeggegooid in een tas, zijn mededader opzettelijk behulpzaam geweest door daar in de buurt op de uitkijk te staan en de omgeving in de gaten te houden. Dat is een ernstig feit, dat niet alleen veel materiële schade en problemen veroorzaakt voor eigenaren en medewerkers van de bar, maar ook in zijn algemeenheid gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt en versterkt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 maart 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Deze veroordelingen zullen echter niet ten nadele van de verdachte worden meegewogen, gelet op het navolgende.
Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het inmiddels beter gaat met de verdachte en dat hij zijn leven op orde lijkt te hebben. Hij is, naar eigen zeggen “eervol ontslagen” uit de Top600, heeft zijn middelengebruik geminderd en werkt fulltime als brugwachter en verkeersregelaar.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en in de toepasselijkheid van artikel 63 Wetboek van Strafrecht aanleiding een lagere straf op te leggen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.M.H.P. Houben en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 april 2018.
[…]