ECLI:NL:GHAMS:2018:1203
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens ongeldigheid rijbewijs op grond van artikel 123b Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. Dit rijbewijs had zijn geldigheid verloren op 10 december 2014, als gevolg van een onherroepelijke veroordeling voor een alcoholgerelateerd verkeersmisdrijf. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die de verdachte eerder had vrijgesproken.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 21 december 2016 en 16 maart 2018 heeft het hof de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de raadsman van de verdachte gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigheid van zijn rijbewijs, terwijl de raadsman betoogde dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de ongeldigheid van zijn rijbewijs, omdat hij geen kennis had genomen van de relevante correspondentie van het CVOM.
Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit. Deze uitspraak benadrukt het belang van de kennisgeving van de ongeldigheid van een rijbewijs en de verantwoordelijkheden van de betrokken instanties.