ECLI:NL:GHAMS:2018:1161
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenbeslissing inzake klacht tegen gerechtsdeurwaarders over toepassing beslagvrije voet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 april 2018 een tussenbeslissing genomen in hoger beroep over een klacht van een klaagster tegen twee gerechtsdeurwaarders. De klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat zij bij het leggen van bankbeslag op haar rekening geen beslagvrije voet hebben toegepast, ondanks haar verzoek en het verstrekken van alle benodigde gegevens. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had eerder de maatregel van berisping opgelegd aan de gerechtsdeurwaarders. Het hof heeft de gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de stukken van de kamer, en heeft elke verdere beslissing aangehouden.
De zaak is ontstaan na een vonnis dat op 6 augustus 2014 aan de klaagster is betekend, gevolgd door executoriaal beslag op haar bankrekening op 24 juli 2015. De klaagster heeft in hoger beroep haar klacht ingediend, waarbij zij stelt dat haar maandelijkse bijstandsuitkering onder het beslag is gevallen, wat heeft geleid tot financiële problemen. De gerechtsdeurwaarders hebben verweer gevoerd, onder andere met de stelling dat de klaagster in een schuldsaneringsregeling zit en dat de bewindvoerder als procespartij moet worden aangemerkt. Het hof heeft de gerechtsdeurwaarders de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de aanvullende stukken die door de klaagster zijn ingediend, en heeft aangegeven dat een nieuwe mondelinge behandeling kan plaatsvinden indien een van de partijen dat verlangt.