Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
- met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 5 april 2016 (ECLI:NL:TGDKG:2016:47). De kamer heeft in de bestreden beslissing – voor zover hier van belang – de klacht van geïntimeerde (hierna: klaagster) gericht tegen de gerechtsdeurwaarders gegrond verklaard en aan hen beiden de maatregel van berisping opgelegd met de aanzegging dat, indien andermaal door hen een van de in artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.
[naam] (hierna: [gerechtsdeurwaarder 1] ), vergezeld van zijn gemachtigde, en de gemachtigde van klaagster zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.Stukken van het geding
3.Feiten
mr. [naam] (hierna: mr. [X] ), de grosse van voormeld arrest aan klaagster betekend met bevel tot betaling (van ruim € 60.000,-) en aanzegging van executiemaatregelen bij niet betaling.
schrijven van 13 maart 2015 doorgestuurd naar mr. [X] . In deze e-mail staat onder meer vermeld:
“Ik heb de standpunten bestudeerd en kom tot de conclusie dat de wederpartij (waarschijnlijk) het gelijk aan haar kant heeft.”
4.Standpunt van klaagster
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarders
6.Beoordeling
tweebankbeslagen ten laste van klaagster, een woningstichting, zouden kunnen worden gelegd mede gelet op de ingrijpende gevolgen die dit zou kunnen hebben. Hij had in dit geval zijn ministerie moeten weigeren. De stelling van [gerechtsdeurwaarder 2] dat klaagster (maar) een executiegeding aanhangig had moeten maken, verwerpt het hof. Het was aan [gerechtsdeurwaarder 2] en niet aan klaagster om de vraag beantwoord te krijgen of het arrest geëxecuteerd kon worden. De klacht jegens [gerechtsdeurwaarder 2] is dan ook, evenals de kamer heeft geoordeeld, gegrond.