Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 26 september 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van een gemeenschap tussen twee voormalige partners, appellante en geïntimeerde, en de rol van ABN Amro N.V. in deze verdeling. De zaak betreft de verkoop van een woning die deel uitmaakt van de gemeenschap. Het hof heeft vastgesteld dat de relatie tussen appellante en geïntimeerde al lange tijd verbroken is en dat beiden inmiddels een eigen leven hebben opgebouwd. De appellante heeft verzocht om een verdeling van de gemeenschap, waarbij de woning verkocht zal worden. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van appellante zwaarder wegen dan die van geïntimeerde, die onvoldoende financiële middelen heeft om de woning over te nemen. Het hof heeft de vordering van appellante tot verdeling toegewezen en gelast dat de woning verkocht zal worden, waarbij de opbrengst zal worden gebruikt om de gezamenlijke schulden bij ABN Amro af te lossen. Het hof heeft ook bepaald dat als geïntimeerde niet meewerkt aan de verkoop, appellante zelfstandig gerechtigd is om de woning te verkopen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.