ECLI:NL:GHAMS:2018:1094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
200.183.553/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschap en verkoop van woning na beëindiging relatie

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 26 september 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van een gemeenschap tussen twee voormalige partners, appellante en geïntimeerde, en de rol van ABN Amro N.V. in deze verdeling. De zaak betreft de verkoop van een woning die deel uitmaakt van de gemeenschap. Het hof heeft vastgesteld dat de relatie tussen appellante en geïntimeerde al lange tijd verbroken is en dat beiden inmiddels een eigen leven hebben opgebouwd. De appellante heeft verzocht om een verdeling van de gemeenschap, waarbij de woning verkocht zal worden. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van appellante zwaarder wegen dan die van geïntimeerde, die onvoldoende financiële middelen heeft om de woning over te nemen. Het hof heeft de vordering van appellante tot verdeling toegewezen en gelast dat de woning verkocht zal worden, waarbij de opbrengst zal worden gebruikt om de gezamenlijke schulden bij ABN Amro af te lossen. Het hof heeft ook bepaald dat als geïntimeerde niet meewerkt aan de verkoop, appellante zelfstandig gerechtigd is om de woning te verkopen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.183.553/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/574001 / HA ZA 14-983
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 april 2018
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A. Hupkes te Amsterdam,
tegen:
1.
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. P. Minkes te Amsterdam,

2 de naamloze vennootschap

ABN AMRO N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. C.C.M. Ewalds te Rosmalen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante], [geïntimeerde] en ABN Amro genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot 26 september 2017 wordt verwezen naar het op die datum uitgesproken tussenarrest. Bij het tussenarrest is een comparitie van partijen gelast die op 10 januari 2018 heeft plaatsgevonden. Van deze comparitie is een proces-verbaal opgemaakt. De zaak is na de comparitie naar de rol verwezen voor arrest.
[appellante] heeft, zoals ter zitting afgesproken, zich nog mede namens [geïntimeerde] bij akte uitgelaten.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
In het tweede tussenarrest zijn [appellante] en [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld met medewerking van ABN Amro minnelijk tot een verdeling te komen van de tussen hen bestaande gemeenschap. Dat is niet gelukt. Vervolgens is een comparitie gehouden om het hof van informatie te voorzien teneinde tot een verdeling te kunnen komen, met name voor wat betreft de eventuele verkoop van het gezamenlijke recht van erfpacht met betrekking tot een perceel grond en de zich daarop bevindende opstal (hierna: de woning).
2.2.
In het tweede tussenarrest is reeds overwogen dat als partijen geen minnelijke oplossing zouden bereiken, het hof voornemens is een verdeling van de gemeenschap vast te stellen waarvan de verkoop van de woning onderdeel zal uitmaken. Het hof blijft daarbij. De redenen daarvoor zijn de volgende. De relatie tussen [appellante] en [geïntimeerde] is al lange tijd verbroken. Beiden hebben inmiddels weer een eigen leven opgebouwd. Partijen zijn het erover eens dat het de voorkeur verdient dat [geïntimeerde] de woning zal overnemen, waarbij [appellante] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid jegens ABN Amro. [geïntimeerde] kan dan met zijn gezin in de woning blijven. [geïntimeerde] heeft daartoe echter onvoldoende financiële middelen. Gelet op de hoogte van de schulden en de beperkte inkomsten van [geïntimeerde] is het niet mogelijk de woning alleen op zijn naam te zetten. Het ligt niet in de lijn van de verwachting dat die situatie zal veranderen. Tegenover het belang van [geïntimeerde] bij het behoud van de bestaande situatie om in de woning te kunnen blijven, staat het belang van [appellante] om niet langer in een onverdeeldheid te blijven Uitgangspunt is dat niemand is gehouden in een onverdeelde boedel te blijven. Na verdeling krijgt [appellante] bovendien de mogelijkheid haar eigen financiële problemen op orde te brengen. De belangen van [geïntimeerde] wegen naar het oordeel van het hof niet zwaarder dan die van [appellante], zodat de vordering van [appellante] tot verdeling toewijsbaar is. In het tweede tussenarrest is reeds overwogen dat het hof het verzoek van [geïntimeerde], om op grond van artikel 3:178 lis 3 BW te bepalen dat de vordering tot verdeling voor drie jaar wordt uitgesloten, zal worden afgewezen. Dit betekent tevens dat het daartoe strekkende incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] wordt afgewezen.
2.3.
Het actief van de gemeenschap betreft uitsluitend de woning. [appellante] en [geïntimeerde] zijn daartoe ieder voor de helft gerechtigd. Een verdeling zal worden gelast waarbij de woning zal worden verkocht en de opbrengst zal worden verdeeld. Partijen zijn het erover eens dat het de voorkeur verdient dat de woning onderhands zal worden verkocht. De verkoopopbrengst van de woning dient vervolgens te worden gebruikt om de gezamenlijke schulden bij ABN Amro af te lossen. Als vervolgens nog een schuld resteert, dienen zij daarvan in hun onderlinge verhouding ieder de helft te dragen. Een eventueel resterend positief saldo zal bij helfte tussen [appellante] en [geïntimeerde] worden verdeeld.
2.4.
Ter zitting zijn partijen het eens geworden over de wijze van de verkoop van de woning voor het geval het hof tot het oordeel zou komen dat een verdeling dient plaats te vinden waarvan de verkoop van de woning onderdeel uitmaakt. Een makelaar zal het verkoopproces ter hand nemen. Afgesproken is dat ABN Amro drie makelaars zal voorstellen, waaruit [appellante] en [geïntimeerde] een keuze zullen maken. Bij akte heeft [appellante], mede namens [geïntimeerde], medegedeeld dat de keuze is gevallen op Hoekstra en Van Eck Makelaars. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.5.
Het hof zal bepalen dat [geïntimeerde] zal moeten meewerken aan de verkoop van de woning. Ter zitting heeft hij zich ook bereid verklaard dat te zullen doen, daaronder begrepen het toelaten van de makelaar en potentiële kopers in de woning voor de waardebepaling en bezichtigingen. Voor het geval [geïntimeerde] die toezegging niet nakomt en onvoldoende medewerking verleent, zal [appellante], zoals door haar is gevorderd, worden gemachtigd tot de verkoop van de woning, met bepaling dat [appellante] gerechtigd is om ABN Amro op gelijke voet te machtigen de woning te verkopen. Voorts zal worden bepaald dat het arrest in de plaats treedt van de medewerking van [geïntimeerde] aan het tot stand komen van de koopovereenkomst en in de plaats zal treden van de akte tot levering. Verder zal [geïntimeerde] worden veroordeeld tot ontruiming van de woning, als gevorderd.
2.6.
Ten aanzien van de prijsstelling geldt dat alle partijen belang hebben bij een zo hoog mogelijke opbrengst. Dat belang is naar het oordeel van het hof voldoende gewaarborgd als de makelaar een marktconforme prijs dient te hanteren. [geïntimeerde] zal moeten meewerken aan de verkoop en levering van de woning tegen een prijs die de makelaar als realistisch en haalbaar zal beoordelen. Hetzelfde geldt voor ABN Amro. Zij zal als de woning wordt verkocht voor een koopprijs die de makelaar als markconform aanmerkt, dienen in te stemmen met het royement van het hypotheekrecht als de woning wordt geleverd. Daartoe heeft zij zich ter zitting ook bereid verklaard. Meer specifiek heeft zij verklaard ermee in te stemmen dat de ondergrens van de onderhandse verkoopprijs wordt gevormd door de door de makelaar getaxeerde verwachte verkoopprijs op een termijn van drie maanden.
2.7.
De slotsom is dat het hoger beroep van [appellante] slaagt en het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] wordt afgewezen. In de uitkomst van de zaak, er zal een verdeling tot stand komen tussen twee voormalig partners waaraan de bank medewerking zal dienen te verlenen, ziet het hof aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, zodat ieder partij de eigen kosten daarvan zal dragen.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2015, en opnieuw rechtdoende:
gelast de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt:
veroordeelt [geïntimeerde], nadat dit arrest aan hem is betekend, op eerste verzoek behoorlijk medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning met aanhorigheden, gelegen aan de [adres], waaronder het in verkoop geven van de woning aan Hoekstra en Van Eck Makelaars te Amsterdam, in opdracht en voor rekening van [appellante] en [geïntimeerde], waarbij de makelaar een marktconforme vraagprijs zal moeten hanteren met als ondergrens de getaxeerde verwachte verkoopprijs op een termijn van drie maanden;
bepaalt dat, indien [geïntimeerde] in gebreke blijft op eerste verzoek van [appellante] aan deze veroordeling te voldoen, [appellante] zelfstandig gerechtigd is de woning voor rekening van [appellante] en [geïntimeerde] in verkoop te geven aan Hoekstra en Van Eck Makelaars te Amsterdam, waarbij de makelaar een marktconforme vraagprijs zal moeten hanteren met als ondergrens de getaxeerde verwachte verkoopprijs op een termijn van drie maanden en bepaalt dat [appellante] is gerechtigd ABN Amro op gelijke voet te machtigen de woning in verkoop te brengen;
veroordeelt [geïntimeerde] om alle handelingen die dienstig zijn aan de verkoop van de woning, door wie dan ook in gang gezet, te dulden, daaronder begrepen het toelaten van de makelaar en potentiële kopers in de woning voor de waardebepaling en bezichtigingen;
veroordeelt [geïntimeerde] op eerste verzoek na de verkoop van de woning mee te werken aan het plaatsten van zijn handtekening ten behoeve van de verkoop en/of de levering van de woning;
bepaalt dat dit arrest in de plaats treedt van de hiervoor bedoelde medewerking aan de verkoop en/of levering, indien [geïntimeerde] in gebreke blijft op eerste verzoek aan de veroordeling daartoe te voldoen, in die zin dat het arrest in de plaats treedt van de medewerking van [geïntimeerde] aan de onderhandse akte van verkoop en in de plaats zal treden van de tot levering van de woning bestemde akte als bedoeld in artikel 3:300 lid 2 BW;
veroordeelt [geïntimeerde] de woning met al degenen die zich daarin bevinden te ontruimen en ontruimd te houden, zulks met medeneming van alle zich in de woning bevindende roerende zaken, binnen vier weken na de betekening van dit arrest;
veroordeelt ABN Amro het op de woning gevestigde hypotheekrecht te royeren ter gelegenheid van de levering van de woning aan de koper of kopers;
bepaalt dat een eventuele netto opbrengst die na de verkoop van de woning en de aflossing van de vorderingen van ABN Amro resteert bij helfte wordt verdeeld tussen [appellante] en [geïntimeerde];
bepaalt dat een eventuele schuld die na de verkoop van de woning en de aflossing van de vorderingen van ABN Amro resteert bij helfte wordt gedragen door [appellante] en [geïntimeerde];
compenseert de proceskosten tussen partijen in eerste aanleg en in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten daarvan zal dragen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, J.W.M. Tromp en S.B. van Baalen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 3 april 2018.