ECLI:NL:GHAMS:2018:106

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.095.136/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar gelijkwaardige tegenprestatie voor erfpachtcanon

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [appellante], tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, hierna aangeduid als de Staat. De zaak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 31 maart 2017, waarin het cassatieberoep van [appellante] tegen eerdere tussenarresten werd verworpen. Het hof heeft in deze procedure op 16 januari 2018 een arrest gewezen waarin het de noodzaak van deskundige advisering over de hoogte van de canon per 1 april 2010 bevestigt. Het hof heeft partijen de opdracht gegeven om deskundigen aan te wijzen die gezamenlijk onderzoek zullen verrichten naar de vraag wat een gelijkwaardige tegenprestatie is voor het genot van de erfpachtzaak, specifiek met betrekking tot het perceel Vuurtorenweg 180 te Cocksdorp.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is tussen partijen over de vragen die aan de deskundigen moeten worden voorgelegd. De Staat heeft een algemene vraag geformuleerd, terwijl [appellante] aanvullende vragen heeft voorgesteld die betrekking hebben op de wijze van waardebepaling en andere relevante aspecten. Het hof heeft besloten om de deskundigen te vragen om hun antwoord op de hoofdvraag uitgebreid te motiveren en te adstrueren, en heeft partijen de gelegenheid geboden om opmerkingen te maken en verzoeken te doen aan de deskundigen. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld en bepaald dat beide partijen ieder de helft van het voorschot dienen te voldoen.

De beslissing van het hof is dat de deskundigen hun onderzoek zelfstandig zullen verrichten, en dat zij voor 8 mei 2018 een schriftelijk, ondertekend rapport moeten indienen. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.095.136/02
zaak-/rolnummer rechtbank Alkmaar: 123722/HA ZA 10-938
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 januari 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante]
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. L.E. de Geer te Amsterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F. Sepmeijer te Den Haag.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer [appellante] en de Staat genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 25 augustus 2015 een derde tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Het door [appellante] tegen de tussenarresten ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest van 31 maart 2017 verworpen.
Vervolgens hebben beide partijen een akte genomen, waarna de Staat nog bij akte op de bezwaren van [appellante] heeft gereageerd.
Daarna is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Na de verwerping van het cassatieberoep van [appellante] geldt in dit geding als uitgangspunt dat artikel 3 van de AE 1993, dat de wijze van canonherziening regelt, zo moet worden uitgelegd dat telkens na vijf jaar, als partijen niet overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid tot een vergelijk komen, door de deskundigen of de rechter los van de hoogte van de aanvangscanon (of een later vastgestelde canon) moet worden bepaald wat op dat moment een gelijkwaardige tegenprestatie is voor het genot van de erfpachtzaak.
2.2
In het eerste tussenarrest heeft het hof overwogen dat het behoefte heeft aan deskundige advisering over de hoogte van de canon per 1 april 2010. Die behoefte bestaat nog steeds.
2.3
Partijen hebben na verwerping van het cassatieberoep ieder een deskundige voorgesteld. Die beide deskundigen hebben samen een derde aangewezen. Partijen hebben het hof laten weten te kunnen instemmen met de benoeming van die drie deskundigen en met de hoogte van het door hen gevraagde voorschot.
2.4
Over de aan de deskundigen te stellen vragen hebben partijen geen overeenstemming. De Staat stelt voor aan de deskundigen te vragen:
“Wat is per 1 april 2010 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpachtzaak en op welke gronden?”, met daarnaast de algemene slotvraag: “Geeft het onderzoek u aanleiding tot aanvullende opmerkingen?”. [appellante] wil ook dat wordt gevraagd wat in deze zaak een gelijkwaardige tegenprestatie is voor het genot van de erfpachtzaak, maar wil dat daaraan wordt toegevoegd een serie vragen over de wijze waarop de deskundigen de waarde hebben berekend en de invloed van een aantal afzonderlijke aspecten, zoals aanvangscanon, grondwaarde, depreciatie, bebouwing, overlast van activiteiten in de omgeving en de frequentie van de canonherziening.
Verder stelt [appellante] voor de deskundigen te vragen of een vijfjaarlijkse canonherziening gebruikelijk is, of zij over alle voor de beantwoording van die vragen benodigde deskundigheid beschikken en zo nee, welke andere deskundigheid dan nodig is.
2.5
Het komt het hof niet zinvol voor afzonderlijke vragen te formuleren met betrekking tot alle aspecten die volgens [appellante] bij de canonberekening van belang zijn. Het hof zal de deskundigen vragen wat een gelijkwaardige tegenprestatie is voor het genot van de erfpachtzaak en hun verzoeken hun antwoord uitgebreid te motiveren en te adstrueren. Op grond van het bepaalde in artikel 198 Rv. dienen de deskundigen partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. In dat kader kan [appellante] alle door haar van belang geachte aspecten onder de aandacht van de deskundigen brengen; de vraag van [appellante] naar de (on)gebruikelijkheid van de vijfjaarlijkse canonherziening acht het hof overigens niet relevant voor de bepaling van de gelijkwaardige tegenprestatie op de genoemde datum. Het hof gaat verder ervan uit dat de deskundigen uit zichzelf zullen laten weten als zij bepaalde benodigde deskundigheid missen, en welke gevolgen dat voor hun advisering heeft. Zij beschikken immers over de Leidraad Deskundigen in civiele zaken.
2.6
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 19, lid 6 van de AE 1993 zal partijen worden opgedragen ieder de helft van het voorschot te voldoen.
2.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
beveelt een onderzoek door deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:

1. Wat is per 1 april 2010 een gelijkwaardige tegenprestatie voor het genot van de erfpachtzaak met betrekking tot het perceel Vuurtorenweg 180 te Cocksdorp?

Gelieve uw antwoord uitgebreid te motiveren en te adstrueren.

2. Heeft u overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?

benoemt tot deskundigen om dit onderzoek gezamenlijk te verrichten:
- mr. T. ten Have RT,
Ten Have Advies v.o.f.,
Postbus 110,
2040 AC Zandvoort,
tel. 023-5246331/06-48525284,
tenhave@tenhaveadvies.nl;
- P.J. van Heerwaarden RT RM REV,
De Texelse Makelaars,
Julianastraat 3,
1791 AK Den Burg (Texel),
tel.: 0222-313555/06-53714360,
e-mail: paul@detexelsemakelaars.nl;
- P.C.J-P. Nelisse FRICS RT,
Colliers International Valuations,
Buitenveldertselaan 5,
1082 VA Amsterdam,
tel. 020-5405555/06-14529909,
e-mail: Paul.Nelisse@colliers.com;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zal toezenden;
bepaalt dat beide partijen vóór 30 januari 2018 kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundigen zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundigen, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
wijst de deskundigen op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en om in het schriftelijk bericht te doen blijken dat aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de inhoud van de opmerkingen en/of verzoeken;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek overigens zelfstandig - in de zin van artikel 198 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat wil zeggen niet onder leiding van het hof - zullen verrichten;
bepaalt dat de deskundigen gezamenlijk een voorschot toekomt van € 9.530,= (inclusief btw);
bepaalt dat elk van partijen ten behoeve van het voorschot een bedrag van € 4.765,= dient te voldoen; partijen zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het totale voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek behoeven te beginnen;
bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk, ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van het hof vóór 8 mei 2018;
bepaalt dat de deskundigen tegelijk met dit bericht hun declaratie ter griffie zullen indienen onder vermelding van zaaknummer 200.095.136/02;
verwijst de zaak naar de rol van 8 mei 2018 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.C. Toorman en C.C. Meijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.