In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1980, was aangeklaagd voor het witwassen van een geldbedrag van € 47.000, dat op 4 juli 2013 bij hem was aangetroffen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 15 weken, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat het geld niet uit een misdrijf afkomstig was en dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, namelijk van gokken op voetbalwedstrijden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het aangetroffen geld een vermoeden van witwassen rechtvaardigde. Het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende had aangetoond dat het geld een legale herkomst had en dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit een misdrijf afkomstig was.
Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof benadrukte dat het witwassen van een aanzienlijk bedrag de integriteit van het financieel verkeer aantast en dat het bevorderen van dergelijke delicten door het verlenen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, zeer ernstig is. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar het hof vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van € 47.000 verbeurd, aangezien dit bedrag was verkregen door het bewezen verklaarde feit.