ECLI:NL:GHAMS:2017:880

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2017
Publicatiedatum
17 maart 2017
Zaaknummer
23-002645-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf in witwaszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1980, was aangeklaagd voor het witwassen van een geldbedrag van € 47.000, dat op 4 juli 2013 bij hem was aangetroffen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 15 weken, met aftrek van voorarrest.

De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat het geld niet uit een misdrijf afkomstig was en dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld, namelijk van gokken op voetbalwedstrijden. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het aangetroffen geld een vermoeden van witwassen rechtvaardigde. Het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende had aangetoond dat het geld een legale herkomst had en dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit een misdrijf afkomstig was.

Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof benadrukte dat het witwassen van een aanzienlijk bedrag de integriteit van het financieel verkeer aantast en dat het bevorderen van dergelijke delicten door het verlenen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, zeer ernstig is. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar het hof vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Het hof verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van € 47.000 verbeurd, aangezien dit bedrag was verkregen door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002645-16
Datum uitspraak: 3 februari 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654145-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1980,
adres: [adres] (Frankrijk).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof
de overwegingen van de rechtbank aanvult met de navolgende bespreking van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer.

Bespreking van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat het geldbedrag dat op 4 juli 2013 bij de verdachte is aangetroffen niet uit enig misdrijf afkomstig is. Het aantreffen van het geld rechtvaardigt weliswaar een vermoeden van witwassen, maar dit vermoeden is met de door de verdachte direct na zijn voorgeleiding overgelegde kwitanties concreet en min of meer verifieerbaar weerlegd. Niet is aangetoond dat de getoonde kwitanties zijn gekocht. De bewijslast ligt derhalve bij het openbaar ministerie. Het hierna uitgevoerde onderzoek is niet onafhankelijk gebeurd en is gedaan aan de hand van openbare internetbronnen. Primair heeft de raadsvrouw vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Evenals de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het aangetroffen geldbedrag een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. De verdachte heeft een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaring gegeven, te weten dat het geldbedrag afkomstig is van het gokken op voetbalwedstrijden. Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de, volgens de verklaringen van de verdachte, alternatieve herkomst van het geldbedrag. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de resultaten van het onderzoek dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is het in beslag genomen geldbedrag met een waarde van € 47.000,00 verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een niet geringe hoeveelheid geld, te weten € 47.000,00. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, zonder dat die illegale herkomst daarvan zichtbaar wordt, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen door de verdachte het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2017 is hij in Nederland niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat bij een eventuele bewezenverklaring een voorwaardelijke straf dient te volgen, gelet op de termijnoverschrijding.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de strafoplegging let het hof onder meer op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Bij de berechting van de zaak in eerste aanleg is de termijn van twee jaren, te weten van de inverzekeringstelling op 4 juli 2013 tot vonniswijzing op 28 juni 2016, overschreden. De zaak is in hoger beroep evenwel voortvarend behandeld, waardoor de totale duur van de behandeling minder dan vier jaren bedraagt. Daarom volstaat het hof met louter de constatering
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hierna als zodanig te melden in beslag genomen geldbedrag, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met dit geldbedrag is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nr. 4559279 47.000 euro in verschillende briefjes.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 februari 2017.
[..............]
.