In deze zaak gaat het om de wijziging van de aanstelling van een leerkracht, [geïntimeerde], na een periode van ziekte. De leerkracht was sinds 15 november 2013 arbeidsongeschikt en ontving een WGA-uitkering. Op 15 oktober 2015 heeft de Stichting Kolom, de werkgever, aan [geïntimeerde] een brief gestuurd waarin werd aangegeven dat haar aanstelling zou worden beëindigd en dat zij opnieuw zou worden benoemd voor een lagere werkweek van 55%. [geïntimeerde] heeft deze wijziging als een opzegging beschouwd en verzocht om een transitievergoeding van € 76.000,- bruto, naast andere vergoedingen. De kantonrechter heeft Kolom veroordeeld tot betaling van een lagere transitievergoeding van € 33.394,40 bruto.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de wijziging van de aanstelling niet kan worden aangemerkt als een opzegging in de zin van de wet. Het hof oordeelde dat de aanpassing van de aanstelling in overleg met [geïntimeerde] was gebeurd en dat er geen intentie was om de arbeidsrelatie te beëindigen. De grieven van [geïntimeerde] werden afgewezen en het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter, waarbij Kolom was veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding. Het hof heeft de oorspronkelijke verzoeken van [geïntimeerde] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.