ECLI:NL:GHAMS:2017:715
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en hoger beroep tegen beschikking rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Marokko in 1968 en thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2017, waarin een bevel tot zijn gevangenhouding was gegeven. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2017 in aanmerking genomen, evenals de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman.
Na beoordeling van de feiten en de rechtsgang, heeft het hof vastgesteld dat er onvoldoende ernstige bezwaren zijn voor de voortduring van de voorlopige hechtenis met betrekking tot de feiten 1 en 2 in het onderzoek [naam 3] en feit 1 in het onderzoek [naam 4]. Echter, voor feit 2 in het onderzoek [naam 4] zijn er wel ernstige bezwaren, maar het hof ziet geen grond voor voorlopige hechtenis. Op basis van deze overwegingen heeft het hof het beroep gegrond verklaard, de beschikking waarvan beroep vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven. Deze beslissing is genomen in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, met mr. D. Boessenkool als griffier.