ECLI:NL:GHAMS:2017:569
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep in ontnemingszaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 mei 2016 was gewezen in een ontnemingszaak. De verdachte, geboren in 1980, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, maar zijn raadsman heeft tijdens de zitting op 13 januari 2017 aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet langer wenst te handhaven. De advocaat-generaal heeft daarop geconcludeerd dat de verdachte kennelijk geen belang meer heeft bij het hoger beroep en heeft gevorderd om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Het hof heeft de standpunten van de raadsman en de advocaat-generaal in overweging genomen. Gezien het feit dat de verdachte geen belang meer heeft bij de voortzetting van het hoger beroep en er geen andere rechtens te beschermen belangen zijn die voortzetting rechtvaardigen, heeft het hof besloten om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit besluit is genomen op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.