ECLI:NL:GHAMS:2017:5626

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-002097-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 30 oktober 2013. Het openbaar ministerie had gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 8.415,48 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen.

In hoger beroep heeft de veroordeelde de vordering betwist en aangevoerd dat er geen netto-opbrengst was, omdat de kosten van de hennepteelt in mindering moesten worden gebracht. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 18 juli 2017 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal 232 stekken had gekocht en dat de kosten van deze stekken, evenals de elektriciteitskosten en huurkosten, in mindering moesten worden gebracht.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de elektriciteitskosten daadwerkelijk had betaald en dat hij ook zelf in de woning verbleef. Daarom zijn de huurkosten niet in mindering gebracht. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 8.415,00, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002097-16 (ontneming)
datum uitspraak: 1 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 april 2015 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-710564-13 tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres 1] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 8.415,48.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 april 2015 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 30 oktober 2013, en het aanwezig hebben van hennep op 30 oktober 2013.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 16 april 2015 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.415,48 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 30 oktober 2013, en het aanwezig hebben van hennep op 30 oktober 2013.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 8.415,48 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal heeft hierbij het standpunt ingenomen dat de veroordeelde één eerdere oogst heeft gehad.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen, omdat geen sprake is geweest van een netto-opbrengst. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de veroordeelde in totaal 232 stekken heeft gekocht en dat de kosten van deze stekken op de opbrengst in mindering dienen te worden gebracht. Tevens komen de elektriciteitskosten van € 3.561,38 – die door de veroordeelde zijn voldaan – voor vermindering in aanmerking. Voorts heeft de veroordeelde na ontmanteling van de hennepplantage aan de verhuurder van de woning nog drie maanden huur moeten betalen, in totaal een bedrag van € 3.750,00. Dit bedrag dient ook in mindering te worden gebracht. Met betrekking tot de inkoopprijs van de stekken dient te worden uitgegaan van de verklaring van de veroordeelde, namelijk € 7,00 per stek. Tot slot heeft de veroordeelde niet in de woning aan de [adres 2] gewoond en dienen om die reden de huurkosten gedurende de bewezenverklaarde periode van € 5.000,00 in mindering te worden gebracht.
Het hof overweegt als volgt.
De veroordeelde is bij arrest van 1 augustus 2017 veroordeeld ter zake van hennepteelt in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 30 oktober 2013. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] blijkt dat op 30 oktober 2013 in de woning aan [adres 2] twee kweekruimtes zijn aangetroffen. In de kweekruimte aan de achterzijde van de woning stonden 142 hennepplanten. In deze kweekruimte zijn geen aanwijzingen voor een eerdere oogst aangetroffen. De kweekruimte aan de voorzijde van de woning was al grotendeels ontmanteld, maar uit de afdrukken van plantenpotten op het zeil op de vloer is gebleken dat daar 90 hennepplanten hebben gestaan en zijn geoogst. Onder andere zijn in deze kweekruimte de volgende aanwijzingen aangetroffen die duiden op een eerdere oogst: verdroogde hennepresten, verkleuring van houten plaatmateriaal, knipscharen met harsachtige hennepaanslag, vuilniszakken met hennepafval en vervuiling van de hoezen van de koolstoffilters. [1]
Nu de oogst van 90 hennepplanten geen betrekking heeft op hetgeen in de strafzaak bewezen is verklaard, is het te ontnemen voordeel afkomstig uit andere strafbare feiten.
Opbrengst
In de kweekruimte aan de voorzijde van de woning waar 90 planten hebben gestaan, was op het plastic zeil te zien dat het ging om 9 planten per m². [2] Het hof ontleent de prijs per gram hennep aan de algemene uitgangspunten die zijn opgenomen in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zoals herzien per 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport).
Kosten
Alleen de veroordeelde verklaart zonder nadere onderbouwing dat hij per stek € 7,00 heeft betaald. Dat komt het hof niet aannemelijk voor. Het hof zal dan ook uitgaan van een inkoopprijs van € 2,85 per stek, zoals vermeld in het BOOM-rapport, en van 90 hennepplanten. Kosten kunnen bij de bepaling van de hoogte van het voordeel slechts in mindering worden gebracht indien deze rechtstreeks in verband staan met het begaan van de strafbare feiten waardoor de veroordeelde voordeel heeft verkregen.
Het hof zal met betrekking tot de overige variabele kosten en de afschrijvingskosten uitgaan van hetgeen in het BOOM-rapport is opgenomen.
Niet is gebleken dat de veroordeelde de elektriciteitskosten daadwerkelijk heeft betaald. Het dossier bevat geen betaalbewijzen of een ondertekende betalingsregeling met [bedrijf] waaruit dat zou blijken. Of de verhuurder, de heer [naam] , kosten heeft betaald aan [bedrijf] en deze vervolgens van de veroordeelde heeft ontvangen is evenmin aannemelijk geworden, zodat deze kosten niet in mindering kunnen worden gebracht.
Met betrekking tot de huurkosten is niet aannemelijk geworden dat de veroordeelde niet zelf verbleef in de woning aan [adres 2] . Uit het dossier blijkt namelijk dat in de slaapkamer van de woning kleding lag en een beslapen bed stond. Daarnaast is op de foto’s te zien dat in de badkamer diverse verzorgingsproducten aanwezig waren. De huurkosten worden daarom niet in mindering gebracht.
Gelet op het voorgaande wordt de berekening als volgt.
Opbrengst
90 planten x 30,9 (9 planten per m²) 2781 gram hennep
Totale opbrengst: 2781 gram hennep x € 3,28
€ 9.121,68
Kosten
Inkoopprijs stekken (90 x € 2,85) € 256,50
Overige variabele kosten (90 x € 3,33) € 299,70
Afschrijvingskosten (90 planten)
€ 150,00 +
Totale kosten
€ 706,20
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op: € 9.121,68 - € 706,20 = (afgerond)
€ 8.415,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 8.415,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
8.415,00 (achtduizend vierhonderdvijftien euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 8.415,00 (achtduizend vierhonderdvijftien euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236-2013101311-13, op 31 oktober 2013 opgemaakt door verbalisant [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina’s 33-36.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1236-2013101311-13, op 31 oktober 2013 opgemaakt door verbalisant [slachtoffer] , doorgenummerde dossierpagina’s 34.