ECLI:NL:GHAMS:2017:5623

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-004001-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepteelt en de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2016. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die was aangeklaagd voor het telen van hennep in de periode van 1 juni 2014 tot en met 25 juni 2015. De rechtbank had eerder bepaald dat de veroordeelde een bedrag van € 20.806,56 aan de Staat moest betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 juli 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de veroordeelde de verplichting zou krijgen om een bedrag van € 20.654,56 te betalen aan de Staat. De verdediging heeft betoogd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel onjuist was en heeft verzocht om matiging van het gevorderde bedrag. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de verklaringen van de veroordeelde en de rapporten van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM).

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde vier oogsten heeft gehad en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, na aftrek van kosten, is vastgesteld op € 20.654,00. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004001-16 (ontneming)
datum uitspraak: 1 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2016 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-698556-15 tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 20.806,56.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2016 – kort gezegd – veroordeeld ter zake van het telen van hennep in de periode van 1 juni 2014 tot en met 25 juni 2015.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 14 oktober 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.806,56 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2017 veroordeeld ter zake van – kort gezegd – het telen van hennep in de periode van 1 juni 2014 tot en met 25 juni 2015.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 20.654,56 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat-generaal heeft hierbij het standpunt ingenomen dat de veroordeelde vier oogsten heeft gehad.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht het gevorderde wederrechtelijk verkregen voordeel aanzienlijk te matigen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel ten onrechte is uitgegaan van een opbrengst van 23,1 gram per hennepplant. Bij 37 hennepplanten per m² dient dit 16,1 gram te zijn. Daarnaast dient met betrekking tot de opbrengst uitgegaan te worden van de verklaring van de veroordeelde, namelijk dat hij ongeveer € 2,50 per gram heeft ontvangen. Voorts heeft de raadsman met betrekking tot afschrijvingskosten primair verzocht de volledige investeringskosten (€ 12.213,60) van de opbrengst af te halen. Subsidiair heeft hij verzocht de afschrijvingskosten van de investering (€ 6.806,60) in mindering te brengen van de opbrengst.
Het hof overweegt als volgt.
Opbrengst
De veroordeelde is bij arrest van dit hof van 1 augustus 2017 veroordeeld ter zake van hennepteelt in de periode van 1 juni 2014 tot en met 25 juni 2015. De veroordeelde heeft verklaard dat hij met zijn vijfde oogst bezig was, zodat uitgegaan kan worden van vier eerdere oogsten. Nu deze vier oogsten hebben plaatsgehad in de in de strafzaak bewezen verklaarde periode, is het te ontnemen voordeel afkomstig uit het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld. Daarnaast heeft de veroordeelde verklaard dat hij begonnen is met 100 planten, maar dat dit aantal toenam tot 160 planten. In dat geval dient uitgegaan te worden van een gemiddelde van 130 planten. Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat er ongeveer 37 planten per m² zijn aangetroffen. [1]
Het is niet aannemelijk geworden, nu de verklaring van de veroordeelde op dit punt niet nader is onderbouwd, dat hij slechts € 2,50 per gram hennep heeft ontvangen. Het hof ontleent de prijs per gram hennep dan ook aan de algemene uitgangspunten die zijn opgenomen in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zoals herzien per 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport).
Kosten
De elektriciteit is door de veroordeelde legaal afgenomen. Het hof zal de elektriciteitskosten baseren op het BOOM-rapport en, in het voordeel van de veroordeelde, uitgaan van een groeilampvermogen van 600 Watt. Uit het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij blijkt dat twee kweekruimtes zijn aangetroffen en dat in elke kweekruimte twee lampen hingen. [2] Twee lampen van 600 Watt x € 140,00 = € 280,00 per oogst. Voor twee kweekruimtes betekent dit: 2 x € 280,00 = € 560,00 per oogst.
Het hof volgt met betrekking tot de afschrijvingskosten de berekening van de investeringskosten die de raadsman in zijn conclusie heeft opgenomen. Dit gaat om een bedrag van in totaal € 6.760,00. Per kweekruimte betreft dit: € 6.760,00 / 2 = € 3.380,00. Anders dan de raadsman stelt komen de volledige investeringskosten niet in aanmerking voor aftrek. Conform het BOOM-rapport zal een algemene afschrijvingsperiode van vier jaren gehanteerd worden. Dit leidt tot de volgende berekening:
€ 3.380 / 4 = € 845,00 afschrijvingskosten per jaar. Bij een norm van een kweekcyclus van 10 weken zijn vijf oogsten per jaar mogelijk, zodat de afschrijvingskosten per oogst € 845,00 / 5 = € 169,00 bedragen. Bij twee kweekruimtes is dit: 2 x € 169,00 = € 338,00 per oogst.
Het hof zal met betrekking tot de inkoopprijs van de stekken en overige variabele kosten uitgaan van hetgeen in het BOOM-rapport is opgenomen.
Gelet op het voorgaande wordt de berekening als volgt.
Opbrengst
130 planten x 16,1 (37 planten per m²) 2.093 gram hennep
Totale opbrengst: 2.093 gram hennep x € 3,28 € 6.865,04
Kosten
Inkoopprijs stekken (130 x € 2,85) € 370,50
Overige variabele kosten (130 x € 3,33) € 432,90
Elektriciteitskosten € 560,00
Afschrijvingskosten
€ 338,00 +
Totale kosten € 1.701,40
Vier oogsten
Opbrengst: € 6.865,04 x 4 € 27.460,16
Kosten: € 1.701,40 x 4
€ 6.805,60 -
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op: € 27.460,16 - € 6.805,60 = (afgerond)
€ 20.654,00.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 20.654,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 20.654,00 (twintigduizend zeshonderdvierenvijftig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 20.654,00 (twintigduizend zeshonderdvierenvijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 augustus 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1300-2015144781-1, op 25 juni 2015 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina 1.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL1300-2015144781-1, op 25 juni 2015 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pagina’s 1 en 2.