ECLI:NL:GHAMS:2017:5601

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2018
Zaaknummer
23-000866-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen en behulpzaam zijn bij het verschaffen van illegaal verblijf in Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1957, was aangeklaagd voor schuldwitwassen en het helpen van illegale vreemdelingen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland. De tenlastelegging omvatte het aannemen van huurpenningen, bemiddelingsprovisies en borgsommen, en het huisvesten van illegale vreemdelingen. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg gedeeltelijk vrijgesproken, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep voor de vrijgesproken woningen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 september 2013 in totaal ongeveer 171.200 euro aan huur en 14.256,72 euro aan bemiddelingsprovisies had verworven, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan schuldwitwassen en het helpen van anderen bij het verkrijgen van illegaal verblijf. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 240 uren en een geldboete van 25.000 euro, subsidiair 160 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de waarschuwingen die de verdachte eerder had ontvangen van de politie over haar bedrijfsvoering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000866-15
datum uitspraak: 18 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-728014-13 tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam partieel vrijgesproken van hetgeen aan haar in de zaak met parketnummer 13-728014-13 onder 1 is ten laste gelegd met betrekking tot de volgende woningen:
- [adres 2];
- [adres 3];
- [adres 4];
- [adres 5];
- [adres 6];
- [adres 7] (met betrekking tot de verhuur aan de Engelsen).
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van voornoemde woningen. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van voornoemde woningen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep aan de orde, dat:
feit 1:zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 september 2013, te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Diemen en/of Badhoevedorp, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) (van) een of meer geldbedrag(en), in elk geval (van) een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 171.200,- EURO (huur) en/of (van) een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 14.256,72 EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval (van) enig geldbedrag, te weten (van)
- zaaksdossier 1: [adres 8]:
in of omstreeks de periode van 6 oktober 2010 tot en met 16 januari 2011 een geldbedrag van in totaal ongeveer 4.320,- EURO (huur) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 966,40 EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 8] en/of
- zaaksdossier 2: [adres 9]:
in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 25 mei 2011 een geldbedrag van in totaal ongeveer 12.100,- EURO (huur) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.218,48 EURO (bemiddelingsprovisie (462,18 EURO + 756,30 EURO)), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 9] en/of
- zaaksdossier 5: [adres 10]:
in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 juli 2012 een geldbedrag van in totaal ongeveer 38.400,- EURO (huur), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 10] en/of
- zaaksdossier 6: [adres 11]:
in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 16 januari 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 9.000,- EURO (huur), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 11] en/of
- zaaksdossier 7: [adres 12]:
in of omstreeks de periode van 22 maart 2013 tot en met 18 april 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 2.050,- EURO (huur) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 847,10 EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 12] en/of
- zaaksdossier 8: [adres 9]:
in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 1 mei 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 6.000 EURO (huur) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 948,- EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 9] en/of
- zaaksdossier 9: [adres 13]:
in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 14.000,- EURO (huur), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 13] en/of
- zaaksdossier 11: [adres 14]:
in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 22.100,- EURO (huur), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 14] en/of
- zaaksdossier 11: [adres 7] (Italianen):
in of omstreeks de periode van 26 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 4.500,- EURO (huur en borg) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.859,50 EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 7] en/of
- zaaksdossier 11: [adres 15]:
in of omstreeks de periode van 18 juli 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 6.150,- EURO (huur en borg) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.619,50 EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 15] en/of
- zaaksdossier 11: [adres 16]:
in of omstreeks de periode van 3 oktober 2012 tot en met 3 april 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 15.700,- EURO (huur) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.580,- EURO (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 16] en/of
- zaaksdossier 11: [adres 17]:
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 3.000,- EURO (huur en borg) en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.157,02 (bemiddelingsprovisie), in elk geval enig geldbedrag, met betrekking tot de [adres 17]
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 2:zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 mei 2012 tot en met 1 mei 2013 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) in de uitoefening van haar beroep en/of uit gewoonte, een of meer ander(en), te weten
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- [naam 3] en/of
- [naam 4]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het (zich verschaffen van) verblijf in Nederland, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of voornoemde perso(o)n(en) daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij, verdachte, en of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
- in of omstreeks de periode van 9 mei 2012 tot en met 9 november 2012 de woning op de [adres 20] verhuurd aan voornoemde [naam 1], althans aan een of meer perso(o)n(en) die illegaal in Nederland verbleef/verbleven en/of
- in of omstreeks de periode van 15 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2012 de woning ophet [adres 18] verhuurd aan voornoemde [naam 2], althans aan een of meer perso(o)n(en) die illegaal in Nederland verbleef/verbleven en/of
- in of omstreeks de periode van 21 september 2012 tot en met 21 februari 2013 de woning op de [adres 19] verhuurd aan voornoemde [naam 3], althans aan een of meer perso(o)n(en) die illegaal in Nederland verbleef/verbleven en/of
- zaaksdossier 8: [adres 9]:
in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 1 mei 2013 de woning op de [adres 9] verhuurd aan voornoemde [naam 4], althans aan een of meer perso(o)n(en) die illegaal in Nederland verbleef/verbleven,
terwijl dit feit (telkens) werd begaan in de uitoefening van haar ambt of beroep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere beslissing tot strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 1 en 2 bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen in het vonnis van de rechtbank zijn vervat. Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals weergegeven in bijlage II van het vonnis waarvan beroep.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat niet vast staat dat het geld dat aan de verdachte is betaald van misdrijf afkomstig is en - indien dat wel bewezen kan worden - niet vast staat dat de verdachte wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat in de woningen, zoals gespecificeerd in de tenlastelegging, met uitzondering van de woningen waarvan de verdachte is vrijgesproken, (grote) hoeveelheden verdovende middelen, aan verdovende middelen gerelateerde voorwerpen, grote bedragen contant geld, hennepplantages en/of wapens zijn aangetroffen. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat de huurders/gebruikers van die woningen zich bezighielden met onder meer de handel in verdovende middelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in verdovende middelen inkomsten worden gegenereerd. In de gevallen waar blijkens het dossier sprake was van dergelijke handel moeten, bij gebreke van een legale bron van inkomsten van de zijde van de huurders/gebruikers, de borg, de provisies en huurpenningen met betrekking tot de desbetreffende woningen van misdrijf afkomstig zijn geweest. Ook ten aanzien van de woningen waar geen strafbare voorwerpen zijn aangetroffen, maar die wel werden gehuurd/gebruikt door personen die daarnaast woningen huurden/gebruikten, waar wel dergelijke voorwerpen zijn aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat de betreffende gelden met betrekking tot die woningen van misdrijf afkomstig moeten zijn geweest.
Het hof overweegt met betrekking tot de wetenschap van de verdachte, dat de door haar in ontvangst genomen geldbedragen ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen panden van misdrijf afkomstig waren, als volgt. Uit het dossier volgt dat de verdachte vanaf 2010 tot en met 2013 achttien woningen heeft verhuurd die tijdens de huurperiode direct of indirect in verband konden worden gebracht met strafbare feiten. De bedrijfsvoering van de verdachte hield in dat zij de inkomenspositie van haar huurders op geen enkel moment controleerde en dat zij grote contante betalingen accepteerde. Op 16 juli 2010 heeft verbalisant [verbalisant] de verdachte in het kader van een ander opsporingsonderzoek - waarin de verdachte als bemiddelaar woningen had verhuurd aan personen die door de politie waren aangehouden - gehoord als getuige. In dat kader is door de politie aan de verdachte kenbaar gemaakt dat de politie vindt dat het een plicht is van de bemiddelaar om te weten wie de personen zijn die in de verhuurde woningen wonen en indien er een nieuwe huurder is, dat het de plicht van de verhuurder is om te informeren wie de nieuwe huurder is. Tevens heeft de politie aan de verdachte medegedeeld dat zij van haar verwachten dat zij haar bedrijfsvoering aanpast en geen contant geld aanneemt, ervoor zorgt dat huurders zich inschrijven in het GBA en controleert of mensen legaal in Nederland zijn door te vragen naar een verblijfsvergunning. Bovendien heeft verbalisant [verbalisant] na het verhoor van 16 juli 2010 aan de verdachte kenbaar gemaakt dat, indien zij doorgaat met deze manier van handelen, zij zich mogelijk schuldig maakt aan een aantal delicten. Ondanks deze waarschuwing is de verdachte doorgegaan met haar te doen gebruikelijke bedrijfsvoering.
Gelet op de eerdergenoemde bedrijfsvoering van de verdachte en het feit dat zij door de politie in 2010 is geattendeerd op het risico dat zij zich - door haar wijze van bedrijfsvoering - schuldig zou maken aan een strafbaar feit, had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de door haar ontvangen geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat medeplegen niet bewezen kan worden, omdat uit het dossier niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van het behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het in casu gaat om een korte periode waarvoor de betreffende woningen zijn verhuurd, namelijk maximaal zes maanden.
Het hof stelt met de rechtbank vast dat in de hoedanigheid van woningbemiddelaar voor de verdachte niet alleen de noodzaak tot onderzoek bestond ten aanzien van de inkomsten- of vermogenspositie van aanstaande huurders, maar ook ten aanzien van hun identiteit en herkomst. In 2010 is zij op deze noodzaak tot onderzoek gewezen door verbalisant [verbalisant]. De verdachte verhuurde woningen aan personen met een Albanese en een Colombiaanse nationaliteit. Van de verdachte mocht worden verwacht dat zij informatie inwon over het antwoord op de vraag of deze personen in Nederland voor hun verblijf al dan niet een verblijfsvergunning nodig hadden en, zo ja, of zij daarover beschikten. Door dit niet te doen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat die personen wederrechtelijk in Nederland verbleven. De verdachte heeft aan deze personen met een Albanese en Colombiaanse nationaliteit een woning verhuurd en daartoe (van hen) gelden ontvangen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:zij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 september 2013 te Amsterdam en Amstelveen en Badhoevedorp een geldbedrag van in totaal ongeveer 129.920,- EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 10.196,00 EURO (bemiddelingsprovisie), te weten
- zaaksdossier 1: [adres 8]:
in de periode van 6 oktober 2010 tot en met 16 januari 2011 een geldbedrag van in totaal ongeveer 4.320,- EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 966,40 EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 8] en
- zaaksdossier 2: [adres 9]:
in de periode van 1 juli 2010 tot en met 25 mei 2011 een geldbedrag van in totaal ongeveer 12.100,- EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.218,48 EURO (bemiddelingsprovisie (462,18 EURO + 756,30 EURO)), met betrekking tot de [adres 9] en
- zaaksdossier 5: [adres 10]:
in de periode van 1 juli 2010 tot en met 19 juli 2012 een geldbedrag van in totaal ongeveer 38.400,- EURO (huur), met betrekking tot de [adres 10] en
- zaaksdossier 6: [adres 11]:
in de periode van 1 september 2012 tot en met 16 januari 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 9.000,- EURO (huur), met betrekking tot de [adres 11] en
- zaaksdossier 7: [adres 12]:
in de periode van 22 maart 2013 tot en met 18 april 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 2.050,- EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 847,10 EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 12] en
- zaaksdossier 8: [adres 9]:
in de periode van 1 december 2012 tot en met 1 juni 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 6.000 EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 948,- EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 9] en
- zaaksdossier 9: [adres 13]:
in de periode van 1 december 2012 tot en met 17 juni 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 14.000,- EURO (huur), met betrekking tot de [adres 13] en
- zaaksdossier 11: [adres 14]:
in de periode van 1 mei 2013 tot en met 15 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 14.700,00 EURO (huur), met betrekking tot de [adres 14] en
- zaaksdossier 11: [adres 7] (Italianen):
in de periode van 26 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 4.500,- EURO (huur en borg) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.859,50 EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 7] en
- zaaksdossier 11: [adres 15]:
in de periode van 18 juli 2013 tot en met 18 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 6.150,- EURO (huur en borg) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.619,50 EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 15] en
- zaaksdossier 11: [adres 16]:
in de periode van 3 oktober 2012 tot en met 3 april 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 15.700,- EURO (huur) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.580,- EURO (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 16] en
- zaaksdossier 11: [adres 17]:
in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 19 september 2013 een geldbedrag van in totaal ongeveer 3.000,- EURO (huur en borg) en een geldbedrag van in totaal ongeveer 1.157,02 (bemiddelingsprovisie), met betrekking tot de [adres 17]
heeft verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 2:zij in de periode van 9 mei 2012 tot en met 1 mei 2013 te Amsterdam en Amstelveen, in de uitoefening van haar beroep, anderen, te weten
- [naam 1] en
- [naam 2] en- [naam 3] en
- [naam 4]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl zij, verdachte, ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft/ zij, verdachte,
- in de periode van 9 mei 2012 tot en met 9 november 2012 de woning op de [adres 20] verhuurd aan voornoemde [naam 1], die illegaal in Nederland verbleef en
- in de periode van 15 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2012 de woning op het [adres 18] verhuurd aan voornoemde [naam 2], die illegaal in Nederland verbleef en
- in de periode van 21 september 2012 tot en met 21 februari 2013 de woning op de [adres 19] verhuurd aan voornoemde [naam 3], die illegaal in Nederland verbleef en
- zaaksdossier 8: [adres 9]:
in de periode van 1 december 2012 tot en met 1 mei 2013 de woning op de [adres 9] verhuurd aan voornoemde [naam 4], die illegaal in Nederland verbleef,
terwijl dit feit telkens werd begaan in de uitoefening van haar beroep.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep maakt.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van
2 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 25.000,00, subsidiair 160 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een geldboete van € 25.000,00, subsidiair 160 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de straf te matigen en geen geldboete op te leggen. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd. De boete die de rechtbank in eerste aanleg heeft opgelegd is onterecht gelet op de LOVS-oriëntatiepunten. De verdachte is veroordeeld in een civiele procedure en in een ontnemingsprocedure en er loopt thans nog een bestuursrechtelijke procedure, waardoor de verdachte financieel al voldoende is gestraft.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen, meermalen gepleegd, voor een bedrag van in totaal € 140.116,00. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij zich onvoldoende kritisch heeft opgesteld en ondanks gewaarschuwd te zijn zonder nader onderzoek is blijven handelen door huurpenningen, bemiddelingsprovisies, en borgsommen met betrekking tot een groot aantal panden aan te nemen. De verdachte is reeds in 2010 door de politie gewaarschuwd dat haar bedrijfsvoering kan leiden tot strafbare feiten. Tevens is in 2013 een Verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus in werking getreden waarin nieuwe regels staan vermeld die erop zijn gericht dat bemiddelingsbureaus zich onthouden van bemiddeling die strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten. Dit heeft er niet toe geleid dat de verdachte daarna anders is gaan handelen, integendeel. Het verwerven, het voorhanden hebben en het overdragen van geld dat afkomstig is van enig misdrijf vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Daarnaast is de verdachte behulpzaam geweest bij het verschaffen van illegaal verblijf in Nederland door het huisvesten van illegale vreemdelingen tegen betaling van huurpenningen. Door zo te handelen heeft de verdachte het Nederlandse vreemdelingenbeleid, dat gericht is op de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland, doorkruist.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 197a en 420quatr van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 april 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.