ECLI:NL:GHAMS:2017:5589

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
17 maart 2018
Zaaknummer
23-002217-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vernieling in horecagelegenheid met gevangenisstraf als gevolg van ernst van de feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, gepleegd op 28 mei 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het mishandelen van [slachtoffer 1] door hem met kracht tegen zijn lichaam te duwen en te stompen, alsook het opzettelijk vernielen van goederen die toebehoorden aan [slachtoffer 2] en het horecabedrijf Wok To Walk. Het hof heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De raadsman voerde aan dat de verdachte partieel vrijgesproken diende te worden van het slaan tegen de keel van de aangever, maar het hof oordeelde dat de mishandeling wel degelijk bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging nam. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die hij had veroorzaakt.

De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en de samenleving. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de omstandigheden van de zaak en de eerdere veroordelingen van de verdachte, waarbij het hof concludeerde dat een taakstraf niet passend was.

Uitspraak

parketnummer: 23-002217-16
datum uitspraak: 11 januari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-701980-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 december 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) tegen het lichaam te duwen en/of tegen zijn nek en/of hals en/of keel te slaan en/of te stompen en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
feit 2:hij op of omstreeks 28 mei 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een kassa en/of een telefoon en/of een ketting en/of een bedrijfsuniform/shirt, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of horecabedrijf Wok To Walk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van een onder 1 ten laste gelegde handeling, namelijk het slaan tegen de keel van aangever, omdat deze handeling niet bewezen kan worden.
Het hof overweegt als volgt. Aangever heeft verklaard dat de verdachte hem met zijn rechtervuist hard heeft geraakt op de linkerzijde van zijn hals. Als gevolg daarvan voelde aangever een heftige pijn aan zijn hals. Daarnaast heeft verbalisant Terhorst op de camerabeelden van Wok to Walk waargenomen dat de verdachte zijn rechterarm opzettelijk en doelgericht strekt in de richting van NN3 (het hof begrijpt: de aangever) en dat verdachte daadwerkelijk de keel van aangever heeft bereikt met zijn rechterhand (still 3, dossierpagina 22).
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte aangever tegen zijn hals heeft gestompt. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het slaan tegen de keel van aangever. Het verweer van de raadsman slaagt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:hij op 28 mei 2016 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] met kracht tegen zijn hals te stompen en tegen het hoofd te slaan;
feit 2:hij op 28 mei 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een kassa, een telefoon, een ketting en een bedrijfsshirt, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of horecabedrijf Wok To Walk, heeft vernield of beschadigd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 520,- en oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling in een horecagelegenheid. Hiermee heeft de verdachte niet alleen op zeer kwalijke wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar ook voor omstanders gevoelens van onveiligheid opgeroepen. Daarnaast heeft de verdachte meerdere goederen vernield of beschadigd, waarmee de verdachte aan de gedupeerden schade heeft toegebracht. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
20 december 2016 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een taakstraf en acht het hof, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.870,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 370,00, bestaande uit € 120,00 materiële schade en € 250,00 immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 520,00 (vijfhonderdtwintig euro) bestaande uit € 270,00 (tweehonderdzeventig euro) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 520,00 (vijfhonderdtwintig euro) bestaande uit € 270,00 (tweehonderdzeventig euro) materiële schade en
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. D.J.M.W. Paridaens en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 januari 2017.