In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van mishandeling van een postbode op 8 oktober 2015 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel zware mishandeling als mishandeling. Het hof oordeelde dat het bewijs voor 'zwaar lichamelijk letsel' niet geleverd was, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de zware mishandeling. Het hof verwierp ook het beroep op noodweer, omdat de verklaringen van de verdachte en zijn broer niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen. Het hof concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het opzettelijk mishandelen van de postbode met een boksbeugel. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, maar het hof verhoogde deze straf naar 10 weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 962,78, bestaande uit materiële en immateriële schade, ten behoeve van het slachtoffer.