ECLI:NL:GHAMS:2017:5520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
000963-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor schade en reiskosten in verband met meldplicht in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. Het verzoekschrift was ingediend door de appellant, die een vergoeding van de Staat vroeg voor schade en reiskosten die hij had geleden als gevolg van een opgelegde meldplicht. De appellant had een bedrag van € 420,00 gevraagd voor schade door ondergane verzekering en € 227,76 voor reiskosten. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld en dat het verzoekschrift ook tijdig was ingediend. De rechtbank had eerder een vergoeding van € 210,00 toegekend voor twee dagen in verzekering, maar had het verzoek voor de reiskosten afgewezen. Het hof heeft de feiten van de zaak beoordeeld, waaronder de duur van de verzekering van de appellant en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. Het hof concludeerde dat de reiskosten in verband met de meldplicht niet onder de reikwijdte van artikel 89 Sv vallen. De advocaat had ook een beroep gedaan op artikel 591 Sv, maar het hof oordeelde dat deze kosten niet het belang van het onderzoek hadden gediend. Uiteindelijk verklaarde het hof het hoger beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de rechtbank, met een vergoeding van € 210,00 voor de ondergane verzekering.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000963-17 (89 Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 15-810395-14
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. E.G. Al, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van € 420,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, tot een bedrag van € 227,76, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden in verband met reiskosten de verzoeker heeft moeten maken vanwege een hem opgelegde meldplicht.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 26 april 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 8 december 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De raadkamer van de rechtbank heeft het verzoek toegewezen tot een bedrag van € 210,00 voor twee dagen doorgebracht in verzekering, en voor het overige afgewezen.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het vonnis in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Gelet op de afspraken binnen het LOVS wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend van € 105,00 per dag die in een politiecel is doorgebracht. In artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden wordt geen vergoeding toegekend indien de verzekering minder dan vierentwintig uren heeft geduurd. Dit is alleen anders indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd maar wel de nacht heeft omvat. In dat laatste geval wordt eenzelfde vergoeding toegekend (vergl. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Appellant is op 8 november 2014 omstreeks 14:30 uur in verzekering gesteld in verband met overtreding van artikel 285 Sr. Op 10 november 2014omstreeks 14:27 uur is appellant in vrijheid gesteld. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen acht het hof zo de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door appellant ondergane verzekering ten bedrage van € 210,00.
Met de rechtbank is het hof eveneens van oordeel dat reiskosten in verband met een opgelegde meldplicht niet onder de reikwijdte van artikel 89 Sv vallen. Voor zover de advocaat subsidiair heeft betoogd dat deze kosten kunnen worden toegekend op grond van artikel 591 Sv overweegt het hof dat de aanwending van genoemde kosten niet, zoals in dat artikel bedoeld, het belang van het onderzoek heeft gediend zodat het verzoek ook om die reden moet worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep ongegrond.

4.Beslissing

Het hof:
Verklaart het hoger beroep ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en C.M. Degenaar, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 22 december 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van de beschikking van de rechtbank met registratienummer 16/007508 voor een bedrag van € 210,00 (tweehonderdtien euro), te betalen ten laste van de Staat aan appellant voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 22 december 2017.
Mr. R.D. Heffen, voorzitter.