ECLI:NL:GHAMS:2017:1790

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
R 000346-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding gewezen verdachte op grond van artikel 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding door een gewezen verdachte, die zich beroept op artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De appellant, geboren in 1990, had verzocht om een schadevergoeding van € 105,00 voor de schade die hij zou hebben geleden door een onrechtmatige vrijheidsbeneming. Hij was op 20 mei 2015 om 3.25 uur aangehouden en om 15.45 uur diezelfde dag weer in vrijheid gesteld, zonder dat hij in verzekering was gesteld. De enkelvoudige raadkamer van de rechtbank Amsterdam had het verzoek eerder afgewezen, omdat de appellant niet in verzekering was gesteld en de gestelde schade daarom buiten de reikwijdte van artikel 89 Sv viel.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de gemachtigde advocaat van de appellant betoogd dat artikel 89 Sv in dit geval extensief moet worden uitgelegd. Hij stelde dat de appellant na afloop van de termijn voor zijn ophouding voor onderzoek zonder titel was vastgehouden, wat volgens hem gelijkgesteld moest worden aan een inverzekeringstelling. De advocaat voerde verder aan dat een civiele procedure voor schadevergoeding geen effectieve remedie zou zijn, omdat de kosten van een dergelijke procedure hoger zouden zijn dan de mogelijke vergoeding.

Het hof heeft echter geoordeeld dat, volgens vaste rechtspraak, bij een inverzekeringstelling van minder dan 24 uur geen vergoeding op grond van artikel 89 Sv kan worden toegekend, tenzij de gewezen verdachte een nacht in verzekering heeft doorgebracht. Aangezien de appellant niet een hele nacht van zijn vrijheid beroofd was, was er volgens het hof geen grond voor toewijzing van enige vergoeding. Het hof heeft het hoger beroep dan ook ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000346-17 / (89 Sv HB)
Proces-verbaalnummer: 2015114856
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2015 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. J.W. Soeteman, Singel 362, 1016 AH Amsterdam.

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 105,00, ter zake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane, deels onrechtmatige, vrijheidsbeneming in de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer, te weten een verblijf op het politiebureau gedurende 12 uren en 20 minuten, waarvan 45 minuten zonder titel.

2.Procesverloop

De enkelvoudige raadkamer van de rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de appellant in de onderhavige strafzaak niet in verzekering is gesteld en de gestelde schade daarom buiten de reikwijdte van artikel 89 Sv valt.
Het hoger beroep is ingesteld namens de verzoeker (hierna: appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer en heeft op 31 maart 2017 de advocaat-generaal en de gemachtigde advocaat van de appellant mr. J.W. Soeteman, advocaat te Amsterdam, ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De appellant is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet in persoon in raadkamer verschenen.

3.Beoordeling van het verzoek

De appellant is op 20 mei 2015 om 3.25 uur aangehouden en diezelfde dag om 15.45 uur in vrijheid gesteld. Hij is niet in verzekering gesteld.
De strafzaak tegen de appellant is op eveneens die dag onvoorwaardelijk geseponeerd.
De gemachtigde advocaat van de appellant heeft gesteld dat artikel 89 Sv in het onderhavige geval extensief moet worden uitgelegd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de appellant na afloop van de termijn voor zijn ophouding voor onderzoek zonder titel is vastgehouden, als ware hij in verzekering gesteld. Voorts heeft de advocaat aangevoerd dat het voeren van een civiele procedure ter verkrijging van een vergoeding in verband met deze onrechtmatige vrijheidsberoving geen ‘effective remedy’ is, nu de kosten die met het voeren van een dergelijke procedure zijn gemoeid hoger zullen zijn dan de eventueel toe te wijzen vergoeding.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep.
Het hof overweegt dat het vaste rechtspraak van dit hof is om bij een inverzekeringstelling van minder dan 24 uren geen vergoeding op grond van artikel 89 Sv toe te kennen, met uitzondering van het geval dat de gewezen verdachte een nacht in verzekering heeft doorgebracht en geen vergoeding toe te kennen voor gedwongen verblijf op het politiebureau voorafgaand aan de inverzekeringstelling (zie bijv. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Nu in het onderhavige geval de appellant niet een (hele) nacht van zijn vrijheid beroofd is geweest, is het hof van oordeel dat reeds daarom geen grond bestaat voor toewijzing van enige vergoeding, wat er ook zij van hetgeen de raadsman omtrent de titel van (een gedeelte van) die vrijheidsberoving heeft aangevoerd. Het hof acht daarom het hoger beroep ongegrond.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst af het hoger beroep van appellant.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.E.M. Röttgering, M. Iedema en M.L.M. van de Voet, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 12 mei 2017.