4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“6. Ter zitting heeft eiseres verzocht de definitieve jaarrekening over te mogen leggen. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen, nu eiseres ruimschoots in de gelegenheid is geweest nadere stukken in te dienen. Een redelijke afweging van de belangen van partijen en het proceseconomische belang van een spoedige voortgang van de procedure heeft meegebracht dat de rechtbank het verzoek van eiseres tardief heeft verklaard.
7. Nu eiseres – na daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand – voor 2011 geen aangifte vpb heeft gedaan, staat daarmee vast dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Op grond van artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist was. Het is derhalve aan eiseres om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
8. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling dat verweerder een te hoog belastbaar bedrag in aanmerking heeft genomen, aanvankelijk een conceptjaarrekening overgelegd en nadien een herziene conceptjaarrekening. De rechtbank is van oordeel dat eiseres hiermee en met de daarop gegeven toelichting niet erin is geslaagd het van haar verlangde bewijs te leveren.
Het betreft hier immers slechts een (voorlopige) weergave van door haar accountant als zodanig aangeduide feiten – zonder accountantsverklaring –, terwijl het aan eiseres is om aan te tonen dat die weergave juist is.
9. Het komt dan aan op de vraag of sprake is geweest van een redelijke schatting. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, aan wie op dit punt een zekere armslag moet worden gegeven, gelet op de beperkt beschikbare informatie aan de zijde van eiseres niet naar willekeur heeft gehandeld bij het doen van uitspraak op bezwaar. Dit brengt mee dat het gelijk met betrekking tot de aanslag aan verweerder is.
10. Tot slot komt de verzuimboete aan de orde. De rechtbank overweegt dat de verzuimboete tot doel heeft een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Het staat vast dat eiseres met het niet doen van de vereiste aangifte in verzuim is geweest. Eiseres stelt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas), nu zij niet in staat was de aangifte tijdig in te dienen als gevolg van het boekenonderzoek over de voorgaande jaren en eiseres geen zekerheid had omtrent de hoogte van het in de aangifte te vermelden fiscale beginvermogen. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, niet de conclusie worden verbonden dat sprake is van avas. De gestelde onzekerheid laat immers onverlet dat eiseres, daartoe uitgenodigd, tijdig inzicht had kunnen geven in haar fiscale positie. De rechtbank acht de opgelegde boete passend en uit een oogpunt van normhandhaving geboden. De verzuimboete dient dan ook in stand te blijven.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”