ECLI:NL:GHAMS:2017:5325

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
200.219.927/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van Engelse arbitrale vonnissen tussen Fincantieri S.p.A. en Serena Equity Limited

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen de rechtspersonen Fincantieri S.p.A. en Serena Equity Limited. Fincantieri, gevestigd in Triëst, Italië, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 23 mei 2017 aan Serena verlof had verleend tot tenuitvoerlegging van bepaalde arbitrale vonnissen. Fincantieri heeft in haar beroepschrift vijf grieven aangevoerd en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van Serena af te wijzen.

Serena heeft in reactie hierop een incidenteel verzoekschrift ingediend, waarin zij onder andere verzocht om Fincantieri niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 november 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter ten onrechte de zaak heeft behandeld, omdat het verzoekschrift van Serena niet correct was doorgeleid. Het hof heeft geoordeeld dat het gerechtshof absoluut bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, en dat de incidentele verzoeken van Serena moeten worden afgewezen. De zaak zal nu inhoudelijk worden voortgezet in de hoofdzaak.

De beslissing van het hof houdt in dat de incidentele verzoeken van Serena zijn afgewezen en dat de proceskosten worden aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak. De oproeping van partijen voor een nader te bepalen zitting is bevolen, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.219.927/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/607025 / KG RK 16-799
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 december 2017
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht
FINCANTIERI S.p.A.,
gevestigd te Triëst, Italië,
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
advocaat: mr. A.I.M. van Mierlo te Rotterdam,
en
de rechtspersoon naar buitenlands recht
SERENA EQUITY LIMITED,
gevestigd te Road Town, Britse Maagdeneilanden,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Fincantieri en Serena genoemd.
Fincantieri is bij beroepschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 21 juli 2017, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 23 mei 2017, onder bovengenoemd zaak- en rolnummer gegeven tussen Serena als verzoekster en Fincantieri als verweerster.
Het beroepschrift bevat vijf grieven. In het beroepschrift heeft Fincantieri verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het door Serena verzochte verlof tot erkenning en tenuitvoerlegging van de in de beschikking genoemde, tussen Serena en Fincantieri gewezen arbitrale vonnissen af te wijzen, met veroordeling van Serena in de kosten van beide instanties, met rente.
Serena heeft een incidenteel verzoekschrift, tevens verweerschrift in principaal appel en voorwaardelijk beroepschrift in incidenteel appel, met producties ingediend, ontvangen door het hof op 7 september 2017. In het verweerschrift in principaal appel heeft Serena geconcludeerd dat het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair, Fincantieri niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, althans dit ongegrond zal verklaren, met veroordeling van Financtieri in de kosten van het hoger beroep, alsmede te bepalen dat de voorwaarde tot zekerheidstelling verbonden aan de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking is vervallen en dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan en, subsidiair, te beschikken dat genoemde voorwaarde moet worden opgeheven. In (voorwaardelijk) incidenteel appel heeft Serena verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voorzover het betreft de eerdergenoemde voorwaarde tot zekerheidstelling, en opnieuw rechtdoende bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, Serena verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van de genoemde arbitrale vonnissen, met veroordeling van Fincantieri in de kosten van beide instanties.
In het incidentele verzoekschrift heeft Serena verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair, Fincantieri niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, met veroordeling van Fincantieri in de kosten van deze procedure, alsmede te bepalen dat de voorwaarde tot zekerheidstelling verbonden aan de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking is vervallen en dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan. Subsidiair heeft Serena verzocht de genoemde voorwaarde tot zekerheidstelling op te heffen voor de duur van het geding.
In het verweerschrift in het incident, met producties, ingekomen op 22 september 2017 ter griffie van het hof, heeft Fincantieri geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele verzoeken van Serena, met veroordeling van Serena in de kosten van het incident.
Het hof heeft een mondelinge behandeling gelast die heeft plaatsgevonden op 8 november 2017. Met instemming van partijen is deze mondelinge behandeling uitsluitend gewijd aan de bespreking van de vraag of Fincantieri ontvankelijk is in haar hoger beroep. Bij die gelegenheid werd Fincantieri bijgestaan door mrs. K.J. Krzeminski en I.J. Rozendal, advocaten te Rotterdam. Serena werd bijgestaan door mr. Huizing voornoemd en mr. D.B. le Poole, advocaat te Amsterdam. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die aan het hof zijn overgelegd.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en is uitspraak bepaald op heden.

2.Beoordeling

In het incident
2.1
Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover in dit incident van belang, om
het volgende:
2.1.1
Op 15 april 2016 heeft Serena een verzoekschrift ingediend bij dit hof strekkende tot verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van de tussen partijen gewezen arbitrale vonnissen, een ander als genoemd in dat verzoekschrift.
2.1.2
Bij brief van 26 april 2016 heeft (de griffie van) het hof het verzoekschrift doorgeleid naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam.
2.1.3
De voorzieningenrechter heeft de behandeling van de zaak op zich
genomen en een mondelinge behandeling gehouden op 11 januari 2017.
2.1.4
Bij beschikking van 23 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter Serena verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de in het dictum genoemde arbitrale vonnissen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard onder de voorwaarde van het stellen van zekerheid door Serena ten behoeve van Fincantieri.
2.1.5
Bij beroepschrift van 21 juli 2017 is Fincantieri tegen deze beschikking
opgekomen bij het hof.
2.2
Serena heeft - samengevat - betoogd dat Fincantieri niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij geen rechtsmiddel (beroep in cassatie) heeft gericht tegen de verwijzingsbeslissing van het hof van 26 april 2016 op de voet van artikel 75, lid 1, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en - uitgaande van de regels terzake van tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen zoals die luiden met ingang van 1 januari 2015 - ook geen rechtsmiddel (beroep in cassatie) heeft gericht tegen de beschikking van 23 mei 2017. Voorts meent Serena dat voor doorbreking van het appelverbod in casu geen grond is.
2.3
Fincantieri heeft hiertegen - samengevat - het volgende aangevoerd. De (informele) verwijzing door het hof kan niet worden gezien als een beschikking als bedoeld in artikel 75, lid 1, Rv, zodat daartegen ook geen beroep in cassatie openstond. Daarbij komt dat die mogelijkheid ook feitelijk niet bestond omdat Fincantieri pas na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 75, lid 1, Rv van het bestaan van de verwijzing kennis nam, aldus Fincantieri. In het geval dat moet worden uitgegaan van het vóór 1 januari 2015 geldende recht terzake van arbitrage betekent dit volgens Fincantieri dat het hof bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen op grond van artikel 1076 lid 6 (oud) jo. artikel 989 lid 2 Rv. Indien en voorzover moet worden uitgegaan van het recht zoals dat ná 1 januari 2015 luidt, dan is het hof de absoluut bevoegde rechter om in (eerste) feitelijke instantie van deze zaak kennis te nemen op grond van artikel 1076 lid 6 Rv.
2.4
Vooropgesteld moet worden dat op de onderhavige zaak de regeling terzake van de tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen van toepassing is zoals die geldt sinds
1 januari 2015 nu het verzoekschrift bij het hof is ingediend op 15 april 2016. Partijen verschillen hierover ook niet van mening. Het na 1 januari 2015 geldende recht schrijft dwingend voor dat de behandeling van dergelijke verzoeken uitsluitend is voorbehouden aan het gerechtshof als feitelijke instantie. Dit maakt dat het gerechtshof absoluut bevoegd is kennis te nemen van het verzoek van Serena. Het doorgeleiden van het verzoekschrift naar de voorzieningenrechter berust dan ook op een omissie. Deze handeling waarvan is komen vast te staan dat die niet is gecommuniceerd met partijen, is geen verwijzing in de zin van artikel 73 Rv. De brief van 26 april 2016 is immers geen eindvonnis of eindbeschikking die door een rechter is gewezen of gegeven zoals artikel 73 Rv vereist. Het vorenstaande betekent dat de voorzieningenrechter ten onrechte de zaak heeft behandeld en beslist. Dit brengt mee dat de incidentele verzoeken van Serena moeten worden afgewezen. De onderhavige procedure zal inhoudelijk worden gevoerd voor dit hof op de voet van artikel 1076 lid 6 Rv, dat wil zeggen volgens het sinds 1 januari 2015 geldende recht. Omwille van de proceseconomie zullen het verzoekschrift van 15 april 2016 van Serena en de door haar genomen memorie van antwoord tezamen worden aangemerkt als een verzoekschrift ter inleiding van de procedure bij dit hof. Het verweerschrift en de memorie van grieven van Fincantieri zullen worden beschouwd als verweerschrift in bedoelde procedure.
2.5
De zaak zal worden voortgezet met een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident
wijst de incidentele verzoeken van Serena af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de eindbeslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
beveelt de oproeping van partijen tegen een nog nader te bepalen zitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D. Kingma, M.L.D. Akkaya en F.J. Verbeek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.