ECLI:NL:GHAMS:2017:5254

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
23-000264-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van politierechter in meerdere strafzaken met betrekking tot overtredingen van gebiedsverboden en diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van verschillende strafzaken, maar heeft in hoger beroep opnieuw de aandacht van het hof getrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerdere zaken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod en aan diefstal van een fiets. De verdachte had zich herhaaldelijk in een gebied bevonden waar hij niet mocht zijn, ondanks eerdere waarschuwingen en een opgelegd gebiedsverbod. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van door het bevoegde gezag opgelegde bevelen voor de openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000264-17
datum uitspraak: 19 december 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-103667-16 en 13-110599-16 en 13-114665-16 en 13-129027-16 en 13-141496-16 en 13-166268-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-103667-16 en in de zaak met parketnummer 13-129027-16 en in de zaak met parketnummer 13-166268-16 is ten laste gelegd.
Het hof begrijpt, met de advocaat-generaal en de verdediging (mede gelet op de aantekening mondeling vonnis) dat in het vonnis zoals opgenomen in het proces-verbaal van de zitting met de bewezenverklaring ten aanzien van zaak B wordt gedoeld op de zaak met parketnummer 13/110599-16 met als pleegdatum 26 mei 2016 en niet op de zaak 13/103667-16 met als pleegdatum 18 mei 2016. Ter zake van die laatste zaak heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte door deze interpretatie van het hof niet in zijn verdediging geschaad.
Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 december 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-114665-16:
hij op of omstreeks 1 juni 2016 te 20:48 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak met parketnummer 13-110599-16:
hij op of omstreeks 26 mei 2016 te 21:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak met parketnummer 13-141496-16:
hij op of omstreeks 7 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een vooralsnog onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte die fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en de naar aanleiding daarvan gewezen uitspraak aan nietigheid leiden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg niet is uitgewerkt conform artikel 378, tweede lid onder c van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman heeft bepleit dat dit moet leiden tot terugwijzing van de zaak naar de politierechter, in het bijzonder omdat de in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte, die onder meer relevant was voor de beoordeling van de tenlastegelegde diefstal, niet in het proces-verbaal is opgenomen en de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen.
Het hof volgt de raadsman niet en overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge art. 423, eerste lid, Sv behoort het hof, indien de hoofdzaak door de rechtbank (of zoals in dit geval: de politierechter) is beslist en sprake is van een ter gelegenheid van de behandeling en beslissing van de zaak in eerste aanleg tot nietigheid leidend verzuim, na een geheel nieuwe behandeling van de zaak in hoger beroep, de uitspraak van de eerste rechter te vernietigen, maar niet, vervolgens, de zaak terug te wijzen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd. In de rechtspraak zijn op deze hoofdregel enkele uitzonderingen geformuleerd, maar die zien op andere situaties dan de onderhavige (vgl. HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3021).
Het hof stelt vast dat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg niet is uitgewerkt conform artikel 378, tweede lid onder c Sv. Dit gebrek is niet een van de in de wet genoemde gronden voor terugwijzing, noch volgt uit rechtspraak dat in een geval als dit terugwijzing is aangewezen, terwijl ook niet valt in te zien dat het gebrek niet door een nieuwe behandeling in hoger beroep zou kunnen worden hersteld. Dat de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen maakt dit niet anders, reeds omdat hij zijn gemachtigde raadsman naar voren heeft kunnen laten brengen wat in zijn ogen voor de beoordeling – ook van de tenlastegelegde diefstal – van belang is.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Met betrekking tot de overtredingen van het gebiedsverbod
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat niet bewezen kan worden dat de verdachte met opzet de hem opgelegde gebiedsverboden heeft overtreden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en hij het gebiedsverbod derhalve niet heeft begrepen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Bij de uitreiking van een verwijderingsbevel op 8 maart 2016 betreffende een gebiedsverbod voor de duur van 24 uur heeft de verdachte, nadat een politieagent had gezien dat hij een aansteker bracht naar de basepijp in zijn mond “Ik was niet aan het roken” en vervolgens “Ik ga het gebied wel uit. Maar mag ik nog even mijn bolletje zoeken” (proces-verbaal met nummer 2016052368-2, doorgenummerde p. 29). Bij de uitreiking van het verwijderingsbevel voor de duur van een maand heeft de verdachte op 18 mei 2016 verklaard “Ik neem helemaal niets van jullie, in neem niets mee.” (proces-verbaal met nummer 2016107386-1, doorgenummerde p. 28). Mede hieruit leidt het hof af dat de verdachte de Nederlandse taal (voldoende) machtig is om een bevel zoals dat in de onderhavige zaak aan hem is uitgereikt te kunnen begrijpen. Dat blijkt overigens ook uit verschillende andere processen-verbaal die zich in het dossier bevinden (zie onder meer het proces-verbaal met nummer 2016114153-3 van 26 mei 2016, doorgenummerde p. 6 en het proces-verbaal met nummer 2016114153-8 van 27 mei 2016, doorgenummerde p. 15-16).
De verdachte verblijft ook al lang in Nederland. Dat volgt uit een sfeer proces-verbaal van
8 februari 2016, doorgenummerde p. 40, waarin staat vermeld dat de verdachte naar eigen zeggen al sinds 1991 in Nederland verblijft en uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2017. Uit dit uittreksel blijkt dat zijn eerste contacten met justitie in Nederland stammen uit de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw.
Het hof is op grond van het voorgaande, anders dan de raadsman, van oordeel dat de verdachte de inhoud van het gebiedsverbod, en wat dat voor hem betekende, heeft begrepen. Nu de verdachte zich – ondanks de bij hem bestaande wetenschap – in het overlastgebied heeft begeven, acht het hof bewezen dat de verdachte zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan overtreding van dit verbod.
Met betrekking tot de diefstal
De raadsman heeft voorts betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde diefstal, omdat niet kan worden uitgesloten dat de getuige zich heeft vergist in de persoon – te weten de verdachte of de medeverdachte – die het slot van de fiets heeft opengeknipt.
Het hof verwerpt dit verweer omdat het zijn weerlegging vindt in de getuigenverklaring van [getuige] en de waarnemingen van verbalisant [verbalisant]. De getuige heeft verklaard dat een manspersoon met een petje het slot van een fiets openknipte (p. 33 van het politiedossier). Blijkens een proces-verbaal van bevindingen heeft eerdergenoemde verbalisant gezien dat één persoon, namelijk de verdachte, bij zijn aanhouding een pet op zijn hoofd had (proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016147664-23 [tussen de doorgenummerde pagina’s 4 en 5]). Ook de medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat de verdachte op de bewuste avond een zwart petje droeg (p. 21 van het politiedossier).
Dat de medeverdachte en de voornoemde verbalisant een verschillende kleur van het petje noemen, laat onverlet dat – nu slechts een van beiden een petje droeg – met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die het slot heeft verbroken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 en in de zaak met parketnummer 13-141496-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-114665-16:
hij op 1 juni 2016 te 20:48 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 van de Gemeentewet, de door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak met parketnummer 13-110599-16:
hij op 26 mei 2016 te 21:45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 van de Gemeentewet, door de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak met parketnummer 13-141496-16:
hij op 7 juli 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets geheel of ten dele toebehorende aan een vooralsnog onbekend gebleven persoon, waarbij verdachte die fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 en in de zaak met parketnummer 13-141496-16 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 en in de zaak met parketnummer 13-141496-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Het in de zaak met parketnummer 13-141496-16 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 en in de zaak met parketnummer 13-141496-16 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke straf. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte zich in het overlastgebied moest begeven, teneinde gebruik te kunnen maken van de verslavingsvoorzieningen die hem aldaar werden geboden. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op het lange tijdsverloop tussen de datum waarop de onderhavige feiten zijn begaan en de behandeling in hoger beroep.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal binnen een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem gegeven gebiedsverbod door zich in dat gebied op te houden, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. De naleving van door het bevoegde gezag aan burgers gegeven bevelen, die overigens plegen te worden opgelegd aan burgers die herhaaldelijk overlast veroorzaken, is van belang voor de algemene veiligheid en de openbare orde in de samenleving. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij – nadat hem wegens eerder overlast gevend gedrag een gebiedsverbod is opgelegd – dat verbod heeft genegeerd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Diefstallen zijn ergerlijke feiten die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde personen. De verdachte heeft er met dit feit ook blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
In het nadeel van de verdachte heeft het hof meegewogen dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2017 eerder ter zake van misdrijven herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld. Ook slaat het hof er acht op dat sprake is van twee veroordelingen waarmee het hof op de voet van artikel 63 Wetboek van Strafrecht rekening dient te houden, te weten een veroordeling tot 2 maanden gevangenisstraf van 29 mei 2017 door de rechtbank te Amsterdam en een veroordeling tot 3 weken gevangenisstraf van 21 september 2017 door de rechtbank te Amsterdam. Ook houdt het hof rekening met de straf die wordt opgelegd in de gelijktijdig met de onderhavige zaak behandelde strafzaak.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet, als bepleit door de raadsman, worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf en evenmin met een andere strafsoort. Hetgeen door de raadsman in het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht maakt dat oordeel niet anders.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 184 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-103667-16 en in de zaak met parketnummer
13-129027-16 en in de zaak met parketnummer 13-166268-16 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-114665-16 en in de zaak met parketnummer 13-110599-16 en in de zaak met parketnummer
13-141496-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-114665-16 en in de zaak met parketnummer
13-110599-16 en in de zaak met parketnummer 13-141496-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. P.C. Kortenhorst en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 december 2017.