ECLI:NL:GHAMS:2017:5191

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
13/702854-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2017, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte werd gegeven. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft momenteel in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren, gehoord.

Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de voorlopige hechtenis van de verdachte gerechtvaardigd is. De verdediging heeft betoogd dat er geen wettelijke grond is voor de voorlopige hechtenis, maar het hof oordeelt dat er nog steeds vluchtgevaar aanwezig is. Ondanks een document uit 2015 en een handgeschreven bericht van de moeder van de verdachte, is er onvoldoende duidelijkheid over de verblijfplaats van de verdachte in vrijheid. Het hof wijst erop dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoen, en dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet evident buiten de gebruikelijke bandbreedte valt.

Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat het vluchtgevaar niet voldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 13 december 2017.

Uitspraak

13/702854-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2017, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
21 november 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Door en namens de verdachte is betoogd dat de voorlopige hechtenis een wettelijke grond ontbeert. Niettegenstaande een uit 2015 daterend bescheid en een handgeschreven bericht van, kennelijk de moeder van de verdachte, ontbreekt nog steeds voldoende duidelijkheid over de vraag waar de verdachte in vrijheid verkerend door justitie gevonden kan worden. Het hof acht daarom het vluchtgevaar nog aanwezig.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet. Weliswaar is door de raadsman gewezen op jurisprudentie van feitenrechters, maar daaruit valt niet af te leiden dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis in het kader van dit bevel heeft doorgebracht evident buiten de bandbreedte valt van straffen die door de rechter in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden.
13/702854-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 13 december 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. R. Veldhuisen en F.A. Hartsuiker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mrs. S.A.M. Borg en S. Grote Ganseij als griffiers.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 13 december 2017,
de advocaat-generaal