ECLI:NL:GHAMS:2017:5191
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2017, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte werd gegeven. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft momenteel in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte bestudeerd. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep beoordeeld en is van mening dat de voorlopige hechtenis van de verdachte gerechtvaardigd is. De verdediging heeft betoogd dat er geen wettelijke grond is voor de voorlopige hechtenis, maar het hof oordeelt dat er nog steeds vluchtgevaar aanwezig is. Ondanks een document uit 2015 en een handgeschreven bericht van de moeder van de verdachte, is er onvoldoende duidelijkheid over de verblijfplaats van de verdachte in vrijheid. Het hof wijst erop dat de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zich niet voordoen, en dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet evident buiten de gebruikelijke bandbreedte valt.
Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat het vluchtgevaar niet voldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 13 december 2017.