ECLI:NL:GHAMS:2017:5190
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2017, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijft momenteel in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin hoger beroep is ingesteld door de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.A.C. van Vuuren, gehoord.
Het hof heeft de beschikking waarvan beroep bekeken en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bestudeerd. De verdediging heeft betoogd dat de voorlopige hechtenis geen wettelijke grond heeft, omdat de verdachte zakelijke activiteiten zou ontplooien vanuit een vast adres in Duitsland. Echter, het hof oordeelt dat, zelfs als het opgegeven bedrijfsadres juist is, dit niet betekent dat de verdachte over een bekende of vaste woon- of verblijfplaats in een EU-land beschikt. De verdachte heeft geen duidelijkheid kunnen geven over zijn verblijfplaats, waardoor het hof vluchtgevaar blijft aannemen.
Het hof concludeert dat er geen omstandigheden zijn die een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering rechtvaardigen. De raadsman heeft verwezen naar jurisprudentie van feitenrechters, maar het hof oordeelt dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet evident buiten de gebruikelijke bandbreedte valt. Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat het vluchtgevaar niet voldoende kan worden ingeperkt door schorsingsvoorwaarden. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.