ECLI:NL:GHAMS:2017:51

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
12 januari 2017
Zaaknummer
13-703172-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep gevangenhouding: expliciete vordering van de officier van justitie vereist

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gevangenhouding van de verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2016, die een bevel tot gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2016 in acht genomen, waarin het hoger beroep werd ingesteld. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F. van Baarlen, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke of mondelinge vordering van de officier van justitie aanwezig was ter terechtzitting op 9 december 2016, wat in strijd is met artikel 65 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat-generaal stelde dat er sprake was van een impliciete vordering, maar het hof oordeelde dat een dergelijke impliciete vordering niet volstaat volgens de wet. Bovendien was de verdachte niet gehoord op de vordering, wat ook een vereiste is volgens de wet. Gezien deze gebreken heeft het hof besloten het bevel tot gevangenhouding te vernietigen.

De beslissing van het hof was om het bevel gevangenhouding te vernietigen, en deze beschikking werd gegeven in raadkamer op 11 februari 2017 door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13-703172-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag,
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2016, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2016, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. F. van Baarlen.

De beoordeling

Het hof heeft acht geslagen op het proces-verbaal van de zitting van de politierechter van 9 december 2016. Daaruit blijkt niet dat de officier van justitie ter terechtzitting schriftelijk dan wel mondeling de gevangenhouding heeft gevorderd. Evenmin bevindt zich een schriftelijke vordering in het dossier. Het hof houdt het er daarom voor dat er geen sprake is geweest van een zodanige vordering. Het hof constateert dat artikel 65 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) expliciet voorschrijft dat de gevangenhouding wordt bevolen op vordering van de officier van justitie indien de verdachte zich in bewaring bevindt, zoals hier het geval was.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat in deze sprake is geweest van een impliciete vordering omdat duidelijk was dat het de bedoeling van de officier van justitie was dat de verdachte vast zou blijven zitten. Deze impliciete vordering kan naar de mening van de advocaat-generaal gelden als een vordering als bedoeld in artikel 65 Sv.
Het hof wil wel aannemen dat de officier van justitie bedoeld heeft de gevangenhouding te vorderen, maar dat neemt niet weg dat deze vordering niet als zodanig is gedaan. Met een impliciete vordering, in welke vorm dan ook, kan naar het oordeel van het hof gelet op de inhoud van artikel 65 Sv niet worden volstaan. Evenmin is gebleken dat de verdachte op de vordering is gehoord, zoals de wet voorschrijft. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er zodanige gebreken aan de totstandkoming van het bevel gevangenhouding kleven dat dit moet worden vernietigd, hetgeen het hof zal doen.
13-703172-16

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT het bevel gevangenhouding waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven op 11 februari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en R.A.F. Gerding, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 11 februari 2017,
de advocaat-generaal