In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vernietiging van leaseovereenkomsten door de geïntimeerde werd toegewezen. De geïntimeerde, die inmiddels is overleden, had de nietigheid van de leaseovereenkomsten ingeroepen, waarbij Dexia zich op verjaring beriep. Het hof oordeelt dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop en dat de geïntimeerde het recht had om deze te vernietigen, omdat zij geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van de overeenkomsten. Het hof bevestigt dat de rechtsvordering tot vernietiging na drie jaar verjaart, maar dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de betrokken echtgenoot bekend is met de overeenkomst. Het hof oordeelt dat Dexia niet heeft aangetoond dat de geïntimeerde eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, waardoor het beroep op verjaring niet slaagt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Dexia in de proceskosten.