ECLI:NL:GHAMS:2017:5012

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
23-004709-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen in een horecagelegenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een slachtoffer in een café in Amsterdam op 11 mei 2014. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn broer openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij de verdachte de eerste geweldshandeling heeft verricht door het slachtoffer van zijn barkruk te duwen en hem te slaan. Het hof heeft het verweer van de verdachte, dat hij handelde uit noodweer, verworpen, omdat zijn gedrag als aanvallend werd beschouwd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf was veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004709-16
Datum uitspraak: 12 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-659318-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in het jaar [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam 1], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- ( van een kruk en/of tegen een gokkast) duwen en/of naar/op de grond duwen/trekken en/of bij/om de keel grijpen en/of vasthouden en/of in een wurggreep houden en/of (met kracht) trekken aan de nek, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] en/of het eenmaal of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist(en)) slaan en/of stompen op/tegen het hoofd, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het gooien van een of meer waxinelichthouder(s), althans enig(e) voorwerp(en), op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- het gooien van een glas, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Hij heeft geen opzet gehad op geweld, laat staan in vereniging. De verdachte is niet met het geweld begonnen. Niet valt uit te sluiten dat hij uit noodweer van zich heeft afgeslagen. Hij ontkent [slachtoffer] in een wurggreep te hebben gehouden. Voorts moet het bij openlijke geweldpleging gaan om een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld. Niet blijkt dat de verdachte heeft opgeroepen tot geweld.
Het hof verstaat het kennelijk gevoerde verweer dat de verdachte mogelijk heeft gehandeld uit noodweer als een beroep op ontslag van alle rechtsvervolging en zal dit daarom bespreken bij de ‘strafbaarheid van het bewezen verklaarde’.
Ten aanzien van het overige overweegt het hof als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte evenals de aangever [slachtoffer] op de tenlastegelegde datum aanwezig was in café [naam 1], zijnde een voor het publiek toegankelijke ruimte. Vervolgens is de verdachte naar de aangever, die op dat moment geen geweldshandelingen verrichtte, toegelopen, heeft hem van zijn barkruk geduwd en slaande bewegingen gemaakt. Zijn broer, [naam 2], liep achter hem aan. Vervolgens is er een vechtpartij ontstaan waarbij onder meer de verdachte en zijn broer betrokken waren. Daarbij is de aangever bij zijn keel gegrepen en geslagen. Gelet op deze feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte en zijn broer bij het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer] waarbij de bijdrage van de verdachte daaraan van voldoende gewicht is geweest.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2014 te Amsterdam, met een ander, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten café [naam 1], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het van een kruk en tegen een gokkast duwen en bij de keel grijpen en in een wurggreep houden en trekken aan de nek van die [slachtoffer] en het slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2014116334-3435025 van 19 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door brigadier [verbalisant 1] en aspirant [verbalisant 2] (Persoonsdossier 5 pagina’s 19 e.v)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als vraag van verbalisanten, onderscheidenlijk op 19 juni 2014 afgelegde verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisanten: Je bent hier omdat je betrokken bent geweest bij een incident dat zich heeft afgespeeld in de nacht van zondag 11 mei 2014 in het café [naam 1] op de [locatie] te Amsterdam.
(…)
Antwoord:
We waren om 3 uur naar de [locatie] gegaan.
Ik werd aangesproken door een man bij de gokkast. Toen kregen we een kleine woordenwisseling. Hij zei wacht en toen ging hij bellen. Opeens kwamen er drie man naar binnen. De gozer van de gokautomaat kwam op mij af (…)
Ik zat op de kruk. Hij duwde me van de kruk en begon mij te slaan.

2. Een proces-verbaal van bevindingen m.b.t. camerabeelden rol [verdachte] met nummer 2014116334-3674359 van 12 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door brigadier [verbalisant 1] (Persoonsdossier 7 pagina’s 2-13)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2014 heeft er in café [naam 1], gevestigd te Amsterdam, een openlijke geweldpleging plaatsgevonden. De beelden van camera’s zijn veiliggesteld in café [naam 1]. Tussen de werkelijke tijd en de ingestelde tijd werd een verschil gezien. In werkelijkheid was de tijd 65 minuten en 5 seconden later dan de ingestelde tijd. Om die reden moet dit bij de ingestelde tijd worden opgeteld. Op basis van het bovenstaande beginnen de beelden te lopen op 11 mei 2014 om 3:20:05 uur.
[verdachte] staat bij aanvang van de beelden achter de gokautomaat.
03:20:56-03:21:08
[verdachte] en [slachtoffer] hebben contact met elkaar. [verdachte] staat achter de gokautomaat en [slachtoffer] zit rechts aan de tafel.
03:20:56-03:21:08
Na enkele seconden loopt [verdachte] in de richting van [slachtoffer]. Zij voeren een kort gesprek.
03:21:26-03:21:43
[verdachte] loopt weer terug naar de gokkast en pakt direct zijn telefoon.
03:22:00
[verdachte] krijgt kennelijk verbinding met zijn telefoon want hij begint te praten met de telefoon aan zijn oor.
03:22:17
[verdachte] loopt weg van de gokkast naar de voorkant van het café.
03:28:45
[verdachte] komt terug en loopt direct naar [slachtoffer]. [verdachte] staat kort stil voor [slachtoffer], waarna [slachtoffer] van zijn kruk geduwd wordt. [verdachte] slaat in ieder geval twee keer met kracht in de richting van het hoofd van [slachtoffer].
3:28:52 -3:29:00
Er ontstaat een worsteling tussen [slachtoffer] en [verdachte]. Andere personen gaan deelnemen aan het gevecht.
03:29:01
[slachtoffer] raakt in worsteling met [naam 2] en [verdachte]. [slachtoffer] wordt van achter in een wurggreep gehouden door [naam 2], waarbij er hard wordt getrokken aan de nek van [slachtoffer]. Dit duurt enkele seconden.
3:29:52-03:30
[verdachte] grijpt [slachtoffer] met twee handen bij zijn keel en duwt [slachtoffer] tegen de gokkast. Vervolgens slaat [verdachte] van achter een arm om de keel van [slachtoffer] en probeert [slachtoffer] zo kennelijk richting de grond te duwen.

3. Een proces-verbaal van bevindingen m.b.t. uitkijken camerabeelden van 12 mei 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door hoofdagent [verbalisant 3] (Zaaksdossier pagina’s 60-67)

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Camerabeelden van het nachtcafé [naam 1] gevestigd aan de [locatie] 5 te Amsterdam werden door de eigenaar ter beschikking gesteld van het onderzoeksteam.
De beelden zijn veiliggesteld en door mij uitgekeken.
De volgende persoon werd door mij herkend.
[naam 2]: geboren op 1 januari 1974, broer van [verdachte].
[verdachte]: geboren op 1 juli [geboortedatum].
Foto 4 en foto 5, na 8:33 en 8:43.
[naam 2] komt met twee andere mannen binnen in het café. Direct lopen de drie mannen naar de achterzijde van de zaak en ontstaat direct de vechtpartij.
Foto 9, na 8.35 minuten: [verdachte] loopt weer weg bij de speelautomaat, vermoedelijk omdat [naam 2] binnenkomt.
Foto 10, Na 8:41 minuten: [verdachte] loopt direct op NN1 (het hof begrijpt: [slachtoffer]) af, spreekt hem aan en valt hem ook meteen aan. [naam 2] komt achter zijn broer aangelopen en loopt ook de achterste ruimte in.

4. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 28 september 2017

Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 11 mei 2014 in dat café was. Ik was betrokken bij een vechtpartij. Ik heb mijn broer gebeld.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte mogelijk heeft gehandeld uit noodweer.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
Een beroep op noodweer kan niet worden aanvaard ingeval de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging kan worden aangemerkt als verdedigend, maar - naar de kern bezien - als aanvallend, bijvoorbeeld gericht op een confrontatie of deelneming aan een gevecht (HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456).
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht en hij, zoals blijkt uit de beelden die ter terechtzitting van het hof op 28 september 2017 zijn getoond, ook de eerste geweldshandeling heeft verricht. Derhalve moet zijn gedrag als aanvallend worden bezien en niet als verdedigend, zodat het beroep op noodweer faalt.
Gelet op het voorgaande is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht een voorwaardelijke straf, dan wel een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Hij is de aanstichter geweest van openlijk geweld in een horecagelegenheid door onverhoeds het slachtoffer aan te vallen. Door het bewezenverklaarde handelen hebben de verdachte en diens mededader op intimiderende wijze inbreuk gemaakt op de fysieke integriteit van het slachtoffer. Het gepleegde geweld heeft plaatsgevonden in een café, een voor publiek toegankelijke plaats, zodat het voor omstanders waarneembaar was. Een dergelijk feit kan niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaken, maar ook bij degenen die er ongewild getuige van zijn.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 september 2017 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld.
Gelet hierop en gelet op het feit dat ook tegen de verdachte zelf fors geweld is aangewend acht het hof, mede gelet op de uitgangspunten als verwoord in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, als gevorderd door de advocaat-generaal, te zwaar.
Daarom zal een onvoorwaardelijke taakstraf worden opgelegd van de hieronder bedoelde duur. Daarnaast wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd nu hiermee enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking wordt gebracht terwijl deze er anderzijds toe strekt de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof, met name gelet op de ernst van het feit niet, als bepleit door de raadsvrouw, zal volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf, dan wel een (anderszins) lagere straf, dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. M.J.A. Duker en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 oktober 2017.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.