ECLI:NL:GHAMS:2017:4996

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
15/871979-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging bevel gevangenhouding en voortduring voorlopige hechtenis in drugszaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, van 8 november 2017, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen, was beschuldigd van het invoeren en aanwezig hebben van cocaïne. Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet in hoger beroep is gegaan tegen het gedeeltelijk niet toegewezen bevel van de rechter-commissaris, wat betekent dat het bevel tot gevangenhouding voor het primaire feit niet in stand kan blijven. Het hof heeft echter ernstige bezwaren aangenomen voor het subsidiaire feit en heeft geoordeeld dat de onderzoeksgrond nog van toepassing is. De verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij professionele drugshandel, wat een gevaar voor de maatschappij met zich meebrengt. Het hof heeft het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat de maatschappelijke veiligheid zwaarder weegt dan het belang van de verdachte bij invrijheidstelling. De beschikking van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft de gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen.

Uitspraak

15/871979-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Zwaag te Zwaag,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van
8 november 2017, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 10 november 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsvrouw, mr. L.A. Korfker.

De beoordeling

Het hof stelt voorop dat de officier van justitie de bewaring heeft gevorderd voor – kort gezegd – primair de invoer van cocaïne en subsidiair het aanwezig hebben van (diezelfde) cocaïne. De rechter-commissaris heeft het bevel bewaring verleend ten aanzien van het subsidiaire feit en daarmee, naar het oordeel van het hof, de vordering van de officier van justitie niet toegewezen voor het primaire feit. Dit ‘gedeeltelijk niet toewijzen’ van de vordering moet, mede gelet op het verschil tussen het primaire en subsidiaire feit wat betreft strafmaxima en toepasselijke gronden voor voorlopige hechtenis, worden opgevat als een niet toegewezen vordering, zoals bedoeld in artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie had tegen deze beslissing van de rechter-commissaris hoger beroep kunnen instellen. Het hof verenigt zich dus niet met de andersluidende beslissing van de raadkamer van de rechtbank.
Het uitblijven van hoger beroep door de officier van justitie heeft tot gevolg dat het bevel gevangenhouding ten aanzien van het primaire feit niet in stand kan blijven.
Het hof neemt ernstige bezwaren aan voor het subsidiaire feit. Tevens is het hof van oordeel dat in dit stadium de onderzoeksgrond nog van toepassing is. De zogenoemde twaalfjaarsgrond is niet (langer ) aan de orde. Het hof voegt ten slotte gevaar voor herhaling toe als grond voor de voorlopige hechtenis. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en de kennelijke betrokkenheid hierbij van meerdere personen, onder wie de verdachte, is er aanleiding voor de verdenking dat de verdachte een rol heeft gespeeld bij de professionele handel in drugs. In een dergelijk geval en nu de verdachte eerder in verband met overtreding van de Opiumwet is veroordeeld, is de vrees gerechtvaardigd dat de verdachte bij vrijlating opnieuw zich daarmee bezig zal houden en aldus een gevaar vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen.
15/871979-17
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. De verdachte wordt verdacht van een feit dat is gepleegd in georganiseerd verband. Het onderzoek naar die organisatie en/of eventuele medeverdachten is nog gaande. Gelet op de ernst van het feit acht het hof het van belang dat dit onderzoek ongestoord plaats kan vinden.

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
BEVEELT de gevangenhouding van de verdachte ter zake van het subsidiair op de vordering inbewaringstelling vermelde feit, voor de duur van 90 dagen.
WIJST AF het mondelinge verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 29 november 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. M. Senden en J. Piena, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 29 november 2017,
de advocaat-generaal