Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een onderhoudsbijdrage door de verwekker van een minderjarige. De gemeente Den Helder had de man, die in Curaçao verblijft en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, als verwekker aangemerkt en verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank Noord-Holland had eerder de verhaalsbijdrage vastgesteld op € 97,- per maand, maar de gemeente verzocht om deze te verhogen naar € 250,- per maand, met ingang van 1 oktober 2015.
Het hof overwoog dat de onderhoudsplicht van de verwekker niet afhankelijk is van de aard of bestendigheid van de relatie met de moeder. Bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige dienen zowel de financiële middelen van de moeder als die van de verwekker in aanmerking te worden genomen. De man had geen inzicht gegeven in zijn financiële situatie, waardoor het hof de verhaalsbijdrage op € 250,- per maand vaststelde, zoals door de gemeente verzocht. Het hof oordeelde dat de man, ondanks zijn betoog dat hij zich nooit als vader had gedragen en geen contact had gehad met de minderjarige, onderhoudsplichtig was en dat de behoefte van het kind ook op basis van zijn inkomen moest worden vastgesteld.
De beslissing van het hof houdt in dat de verhaalsbijdrage is vastgesteld op € 250,- per maand, met de bepaling dat de man bij niet-tijdige betaling de achterstand ineens moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.