Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
boete) dat de partij die niet nakomt verschuldigd is aan zijn contractspartij. Ook voor zover [appellant] met zijn grief nog anders betoogt, faalt de grief .
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat [appellant] in gebreke was gebleven bij de nakoming van zijn verplichtingen uit een koopovereenkomst voor een woning, die hij van [geïntimeerde] had gekocht. De koopovereenkomst was op 7 september 2016 gesloten voor een bedrag van € 617.500,-. In de overeenkomst was bepaald dat [appellant] een waarborgsom van 10% van de koopprijs diende te voldoen, maar hij voldeed niet aan deze verplichting. Na een ingebrekestelling door [geïntimeerde] en het niet verschijnen van [appellant] bij de notaris op de afgesproken datum voor de overdracht, ontbond [geïntimeerde] de koopovereenkomst en vorderde zij de contractuele boete van 10% van de koopprijs. [appellant] kwam in verzet tegen het verstekvonnis dat was uitgesproken in het voordeel van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht het verzet van [appellant] gegrond verklaarde, maar dat de vorderingen van [geïntimeerde] voor het overige opnieuw toegewezen moesten worden. Het hof bevestigt dat de vermelding 'in onderzoek' in de Basisregistratie Personen (BRP) niet voldoende is om aan te nemen dat [appellant] niet op het adres woont waar hij geregistreerd staat. Het hof oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is voor [geïntimeerde] en dat de zaak niet te complex is voor een kort geding. De grieven van [appellant] worden verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter wordt bekrachtigd. [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.