ECLI:NL:GHAMS:2017:4786
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling verzoek tot opheffing of schorsing van voorlopige hechtenis in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2017 in raadkamer een beschikking gegeven op een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft momenteel in de P.I. Ter Apel. Het hof heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2017. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsman mr. D.C. Vlielander gehoord.
Het hof concludeert dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, aangezien het vonnis van de rechtbank niet op een juridische of feitelijke misslag lijkt te berusten. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte op een bepaalde manier betrokken was bij drugshandel, wat werd ondersteund door bewijs dat tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte werd aangetroffen. De verklaring van een medeverdachte deed onvoldoende afbreuk aan de ernstige bezwaren die tegen de verdachte bestaan.
Het hof oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die een schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen, zoals bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, omdat het vluchtgevaar en recidivegevaar niet voldoende kunnen worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. De beschikking van het hof wijst zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.